Onderwijs Onderzoek Actueel Organisatie en samenwerking EN
Login als
Studiekiezer Student Medewerker
Bachelor Master VU voor Professionals
HOVO Amsterdam VU-NT2 VU Amsterdam Summer School Honoursprogramma Universitaire lerarenopleiding
Promoveren aan de VU Uitgelicht onderzoek Prijzen en onderscheidingen
Onderzoeksinstituten Onze wetenschappers Research Impact Support Portal Impact maken
Nieuws Agenda Energie in transitie
Israël en Palestijnse gebieden Vrouwen aan de top Cultuur op de campus
Praktische informatie VU en innovatiedistrict Zuidas Missie en Kernwaarden
Organisatie Samenwerking Alumni Universiteitsbibliotheek Werken bij de VU
Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Zo ontwerp je een supercursus! - 1

Laatst gewijzigd op 31 oktober 2024
Waarom vinden studenten sommige cursussen zo goed dat ze een blijvende indruk achterlaten, ook na het afstuderen? Terwijl andere cursussen nauwelijks inspireren en kennis hiervan snel weer vergeten wordt, ondanks de beste bedoeling en inzet van de docent? Ken Bain ontdekte dat al deze supercursussen die impact hebben dezelfde kenmerken in zich dragen. Hierover schrijft hij in zijn nieuwe boek “Super Courses: The Future of Teaching and Learning”. In dit deel één van deze onderwijstip bespreken we de eerste vijf kenmerken.

Wat maakt een cursus tot een supercursus? Het snelle antwoord is dat de belangrijkste boodschappen uit leer- en motivatietheorieën worden toegepast in een praktisch uitvoerbare cursus. Zo’n cursus gaat niet uit van het leren uit een boek, het maken van verplichte opdrachten en het geven van cijfers. Nee, een supercursus bevordert juist de intrinsieke motivatie om te leren op een manier die een duurzame, substantiële en positieve verandering teweegbrengt in de manier waarop studenten denken, handelen en zich voelen.

Professor en auteur Ken Bain destilleerde een aantal kenmerken, geïllustreerd met voorbeelden van dergelijke cursussen. Voor een supercursus hoef je volgens hem niet alle kenmerken te gebruiken, maar je kunt wel elk kenmerk in de loop van de tijd verbeteren. De kenmerken bieden je een handvat voor verbeteringsmogelijkheden voor je cursus en om het gesprek met collega’s of de opleidingsdirectie te voeren.

Tip 1: centreer je onderwijs rond grote, interessante en mooie vragen
Centreer de cursus rond grote, interessante, open en vaak mooie vragen in plaats van onderwerpen of feiten. Zo stimuleer je de natuurlijke nieuwsgierigheid van studenten en de authentieke toepassing van de inhoud. Een  biologiedocent zou bijvoorbeeld Module één kunnen beginnen met de vraag: "Kunnen we voedsel verbouwen in de ruimte of in andere omgevingen buiten de aarde?" En vervolgens plantenstructuren en cellen onderzoeken om deze vraag te beantwoorden. Deze aanpak kan de biologiedocent volgen in tegenstelling tot het meer traditionele begin: "Deze week zullen we het hebben over plantenstructuren," en verder te gaan met het definiëren van plantentermen en concepten.

Andere voorbeelden van zulke vragen: 

  • “De ongelijkheid in de Nederlandse maatschappij neemt alsmaar toe. Hoe kunnen we dit probleem oplossen?” 
  • “Boven aan de lijst van ergernissen van Nederlandse burgers staat ‘zwerfvuil’. Hoe kan je dit probleem oplossen?”
  • “Nederland vergrijst in hoog tempo waardoor de financiële lasten voor jongere generaties enorm toenemen. Hoe kan je dit probleem oplossen?”
  • “Steeds grotere groepen mensen wantrouwen de wetenschap, hoe kunnen we dat oplossen?”
  • ”De voorraad lithium is beperkt, welke andere methoden kunnen helpen om aan de mondiale vraag naar energie-opslag te voldoen?”

Grote interessante vragen zijn bijvoorbeeld het startpunt van A Broader Mind op de VU, Little Big History courses van de UvA of de VU Dream Teams. Grote vragen en uitdagingen zijn een voorbeeld van Challenge Based onderwijs.

Tip 2:  maak de vragen en resultaten zo relevant mogelijk
De mooie grote vragen werken nog beter als er een daadwerkelijke groep mensen is die verlegen is om oplossingen of nieuwe inzichten. Dat kunnen bestuurders of directeuren zijn, opa’s en oma’s, vluchtelingen, buurtorganisaties, maatschappelijke instellingen of HRM-afdelingen.

Het mooiste is als deze ontwikkelde kennis direct aan deze groep wordt gepresenteerd en besproken. Zie dit voorbeeld van docent Jos Akkermans van SBE. Zo hebben studenten het gevoel dat hun inspanning direct resultaat oplevert en dat ze een echte behoefte vervullen. Dit is natuurlijk ook het geval bij bijvoorbeeld Community Service Learning op de VU.

Interessante mooie vragen voor studenten kunnen ook gaan om onderzoek rond hoe ze een baan of vervolgonderwijs (bijvoorbeeld een Masteropleiding of PhD traject) kunnen gaan oppakken die verband houdt met de cursus. Laat ze eens een lijst maken van te ontwikkelen kennis, vaardigheden of competenties om ook later een bijdrage te kunnen leveren aan het oplossen van de problemen.

Maak ten slotte alles nog interessanter door ze eindproducten te laten maken en authentieke beoordelingen te geven die kunnen worden opgenomen in een portfolio.

Tip 3: geef de studenten een gevoel van zinvolle controle over hun eigen leren
Volgens de motivatietheorie zijn studenten gemotiveerder als ze een gevoel hebben van controle over een proces. Onderzoek daarom hoe je studenten de vrijheid kan geven om zelf hun aanpak te kiezen en uit te voeren. Voorbeeld: geef studenten een doel en meerdere wegen om een onderwerp of probleem te verkennen zonder expliciet een bepaald pad voor te schrijven om het doel te bereiken. Bied wel hulp en bronnen aan voor de verschillende paden. Verwelkom bijvoorbeeld ook alternatieve bronnen of beoordelingen indien nodig. Wees wel duidelijk over de aard van het gewenste eindresultaat, het moet namelijk geen zoekplaatje worden. Zie ook de tip over tijdseffectieve methoden van onderwijs geven.

Challenge Based onderwijs en Project Based onderwijs zijn uitgelezen onderwijsconcepten waarbinnen studenten veel vrijheid hebben en zelf hun leerpad bepalen (mits ze zich houden aan de deadlines en duidelijk weten aan welke criteria ze moeten voldoen).

Overweeg om uitleg in je syllabus op te nemen waarin staat dat je cursus niet bedoeld is om je tijd als student te verdoen. Als de studenten vinden dat bepaalde cursusactiviteiten niet productief aanvoelen, nodig ze dan uit om langs te komen om manieren te vinden om ze aan te passen of te vervangen.

Tip 4: proberen en experimenteren door studenten is integraal onderdeel van je aanpak
De cursus ziet het proberen en experimenteren van de student als een deel van het leerproces. Ook bij onderwijs met directe instructie. Nadat de studenten een serieus deel van het leren of maken van een opdracht hebben gedaan, moet je studenten feedback geven over hun progressie en de mogelijkheid om van koers te wijzigen of zich te verbeteren. Een eindoordeel wordt pas op het laatste moment gegeven.

Creëer bijvoorbeeld mogelijkheden voor de studenten om concepten van essays, papers of projecten in te dienen, uitsluitend voor constructieve feedback (dan zijn het eigenlijk formatieve toetsen) en zonder het geven van cijfers. Denk bijvoorbeeld aan de aanpak zoals in een eerdere didactische tip over peerfeedback. Ook kun je een college afsluiten met een quiz of discussie of oefenopdrachten geven die in groepen of plenair worden besproken. Maar ook het aloude oefenen van oplossingsprocedures van bekende problemen (zoals het oplossen van natuurkundige of statistische vraagstukken) is een vorm van proberen en experimenteren.

Het is wel belangrijk dat je zorgt voor een veilig leerklimaat omdat het eng kan zijn voor de studenten om in eerste instantie te lijken te falen. Bespreek de menselijke eigenschap dat elk leerproces bestaat uit onderzoek en bijstelling van opvattingen en kennis en inslijpen van procedures.

Tip 5: beoordeel het werk van de studenten eerlijk en transparant
Studenten vinden het belangrijk dat hun werk aandacht krijgt en een oordeel dat navolgbaar is. Dat kan bijvoorbeeld door goede voorbeelduitwerkingen te geven, door de leerdoelen en kwaliteitscriteria in de studiehandleiding te bespreken en door te werken met rubrics die goed beschrijven welke kwaliteitscriteria worden gebruikt. De inhoud en vorm van de toetsing en beoordeling moeten passen bij de vastgestelde leerdoelen en andere leeractiviteiten (constructive alignment).

Pas zo nodig methoden toe waarbij je anoniem beoordeelt zodat je eventuele zorgen van studenten over vooringenomenheid van de beoordeling voorkomt. Eventueel zorg je voor meerdere (anonieme) beoordelaars. In de Speedgrader van Canvas of de modules van FeedbackFruits kun je dat gemakkelijk instellen.

Zorg er als mogelijk voor dat je in de cursus tijd inbouwt om toelichting en feedback te geven op beoordelingen. Verwelkom het gesprek met de studenten over hoe het werk is gemaakt en hoe je oordeel tot stand komt. Wees niet bang voor studenten die een punt bij hun eindcijfer proberen te praten. Sta voor je oordeel of pas het aan bij goede argumentatie.

Lees de laatste vijf tips in deel 2 van dit artikel.

Bronnen

De tips voor activerend blended onderwijs worden mogelijk gemaakt door het VU Centre for Teaching & Learning.

Direct naar

Homepage Cultuur op de campus Sportcentrum VU Dashboard

Studie

Academische jaarkalender Studiegids Rooster Canvas

Uitgelicht

Doneer aan het VUfonds VU Magazine Ad Valvas

Over de VU

Contact en route Werken bij de VU Faculteiten Diensten
Privacy Disclaimer Veiligheid Webcolofon Cookies Webarchief

Copyright © 2024 - Vrije Universiteit Amsterdam