Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Zo ontwerp je een supercursus! - 2

Laatst gewijzigd op 7 februari 2024
Waarom vinden studenten sommige cursussen zo goed dat ze een blijvende indruk achterlaten, ook na het afstuderen? Terwijl andere cursussen nauwelijks inspireren en kennis hiervan snel weer vergeten wordt, ondanks de beste bedoeling en inzet van de docent? Ken Bain ontdekte dat al deze supercursussen die impact hebben dezelfde kenmerken in zich dragen. Hierover schrijft hij in zijn nieuwe boek “Super Courses: The Future of Teaching and Learning”. In dit tweede deel van deze onderwijstip bespreken we de laatste set van vier kenmerken van supercursussen.

Nieuwsgierig naar deel 1? Bekijk de eerste vijf tips hier.  

Wat maakt een cursus tot een supercursus? Het snelle antwoord is dat de belangrijkste boodschappen uit leer- en motivatietheorieën worden toegepast in een praktisch uitvoerbare cursus. Professor en auteur Ken Bain destilleerde een aantal kenmerken, geïllustreerd met voorbeelden van dergelijke cursussen. Voor een supercursus hoef je volgens hem niet alle kenmerken te gebruiken, maar je kunt wel elk kenmerk in de loop van de tijd verbeteren. De kenmerken bieden je een handvat voor verbeteringsmogelijkheden voor je cursus en om het gesprek met collega’s of de opleidingsdirectie te voeren. 

Tip 6: activeer voorkennis door hypothesen en voorspellingen te laten maken 
Studenten relateren nieuwe kennis, concepten en overtuigingen aan hun bestaande kennis en overtuigingen, en bouwen zo een kennisnetwerk op (constructivisme). Om die reden is het belangrijk dat je voorkennis activeert. Studenten moeten uit hun geheugen kennis en ervaringen ophalen over wat ze al weten en denken over een onderwerp. Ga pas daarna aan de slag met de nieuwe kennis, uitleg, instructie of andere visies of opvattingen. Om de voorkennis te activeren werkt het heel goed om hypothesen en voorspellingen door de studenten te laten opstellen. 

Voorbeeld: een docent fysica laat een proefopstelling (mag ook een tekening, vraag of formule zijn) zien en vraagt aan de studenten welke effecten zij verwachten te waarnemen met onderbouwing daarbij. Gebruik één van de methoden zoals buzz-group of ConcepTesting waarbij de studenten eerst voor zichzelf antwoorden (paar minuten), dan samen met medestudenten discussiëren (vooral met medestudenten die tot een ander antwoord komen), en daarna aan de docent aangeven wat volgens hen het correcte antwoord is. Pas dan geef je als docent nadere toelichting. 

Ander voorbeeld: leidt als kunstdocent met een discussie in wat kunst wel of niet is, en waarom die vraag belangrijk is (pas weer expliciete discussiemethoden toe). Ga daarna pas de gevestigde definities van kunst volgens bekende twintigste-eeuwse kunstenaars, critici en historici bespreken en onderzoeken. 

Tip 7: ga van het concrete naar het algemene en speel in op de emotie
Je vergroot je impact op het leren en de emotie van de studenten door van concrete voorbeelden naar het algemene te redeneren (en dus niet andersom). Voorbeeld: begin een les of module met een anekdote of een casestudy met een verrassende uitkomst, voordat je termen of kaders gaat verkennen. Terwijl je elk nieuw stukje kennis introduceert, draai je de cirkel terug en pas je het toe op het openingsverhaal om te onthullen hoe de case voorspeld had kunnen worden. 

VU-topdocent Erik Scherder speelt op deze manier altijd goed in op de emotie. Hij begint heel vaak zijn verhaal met een vraag aan het publiek over wat zijn denken over gezondheid en het brein. Meestal is het onverwachte antwoord correct. 

Nog een voorbeeld: een docent geschiedenis opent een lezing over een belangrijke veldslag door de twee partijen te beschrijven en de studenten te vragen om de uitkomst te voorspellen. Daarbij moeten ze dan wel verdedigen waarom ze die uitkomst voorspellen. Pas daarna ga je als docent het daadwerkelijke verloop van de gebeurtenissen schetsen.  

Tip 8: moedig samenwerking tussen studenten aan
Samen leren is een goede stimulans: studenten kunnen elkaar motiveren en helpen om problemen te onderzoeken of vol te houden met oefenen om procedures of ingewikkelde stof onder de knie te krijgen. Een voorbeeld van samen leren is het toepassen van Team Based Learning of het stimuleren van het opzetten van studiegroepjes. 

Voorbeeld: een natuurkundeleraar vraagt  groepen studenten om na een college samen te werken aan een complexe natuurkundige uitdaging. Een docent onderzoeksmethoden vraagt studenten om te delen waar ze bronnen hebben gezocht voor hun aanstaande geannoteerde bibliografie. 

Maak ook gebruik van de rijke verscheidenheid aan achtergronden die studenten kunnen inbrengen in discussies, visies en aanpakken. Maak daarbij bijvoorbeeld gebruik van methoden die passen bij de Mixed Classroom-aanpak van de VU. Voorbeeld: een docent journalistiek prikkelt studenten om hun interpretatie te delen van hoe een afbeelding het verhaal van een nieuwsartikel beïnvloedt en hoe hun culturele achtergrond deze interpretatie vormgeeft. 

Tip 9: bespreek wat leren betekent in jouw cursus en misconcepties daarbij
Bij Tip 5 van deel 1 over supercurssusen  ga ja als docent vooral in op het ophalen van meningen en aanleren van vakinhoudelijke of procedurele kennis. Maar er is ook veel informatie in omloop of geïnternaliseerd in de studenten die hun leren, mogelijkheid tot samenwerking of ontwikkeling tegenhoudt. Het helpt enorm om dergelijke vragen te onderzoeken met de studenten. 

Uitdagingen in het leren
Sta daarom open voor een dialoog met de studenten over uitdagingen die ze ervaren en die hen kunnen verhinderen om te slagen. Denk aan studenten die tegen struikelblokken in de toegankelijkheid aan lopen, taalbarrières bij internationale studenten, persoonlijke omstandigheden, of neurodivergente studenten zoals met adhd en autisme. Toon een geloof in en betrokkenheid bij de groei en capaciteiten van alle studenten, eerder dan de indruk te wekken dat de groep studenten voor jou als docent bestaat uit ‘degenen die het kunnen en degenen die het niet kunnen’, of ‘de gemotiveerden en niet-gemotiveerden’. Vermijd een directe vergelijking van het werk van studenten. Herinner lager presterende studenten aan beschikbare ondersteuning met bemoedigende feedback en biedt emotionele en fysieke hulp wanneer ze dat nodig hebben. Bespreek openlijk waar studenten op hopen of bang voor zijn in de les of hun voorgestelde vakgebied. 

Vooroordelen over leren
Bespreek ook vooroordelen over leren. Een docent wiskunde zou bijvoorbeeld de vraag kunnen stellen: "Zijn sommige mensen inherent goed of slecht in wiskunde?" Of: “Zijn jongens beter in wiskunde dan meisjes?” Zo kan je aan het begin van een wiskundecursus proberen om bij de studenten vaste denkpatronen te identificeren en te bespreken. Of ga als docent bij een samenwerkingsopdracht in op de vraag: “Waarom is het belangrijk dat iedereen aan alle taken werkt?” En pas dan bijvoorbeeld ook een aantal tips toe over meeliftgedrag bij studenten. Of denk aan hoe misvattingen rond leerstijlen een negatieve invloed hebben op studenten. Bijvoorbeeld de veel voorkomende mythes rond leerstijlen, zoals dat sommige lerenden nu eenmaal beelddenkers zijn en andere niet. Of dat de een beter ‘s avonds leert en de ander ‘s ochtends. Of dat sommigen beter zouden zijn in denken met de linkerhelft van hun brein en anderen met de rechterhelft. Zie deze bron met nog meer interessante onderwijskundige mythes. 

Wat is het belang van het leren
Tot slot kun je meer direct inspelen op de emoties van de student. Bespreek bijvoorbeeld de vragen: "Wat staat er op het spel als je deze stof niet kent?", “Wat zou een toekomstige werkgever van je verwachten?", of “Waarom ben je eigenlijk hier” (en neem een minuut stilte in acht). 

Een voorwaarde voor dit soort gesprekken is wel dat je zorgt voor een veilige omgeving.

Bronnen

De tips voor activerend blended onderwijs worden mogelijk gemaakt door het VU Centre for Teaching & Learning.