Iedere museumbezoeker ziet religieuze kunst en mythologie en wereldlijke voorstellingen, dat wil zeggen kunst die niet religieus, legendarisch of mythologisch is. Maar wat betekenen die voorstellingen? In drie colleges laat kunsthistoricus Krzysztof Dobrowolski-Onclin u zien hoe u in een museum of galerie de betekenis van een schilderij of beeld kunt begrijpen.
In het eerste, inleidende college leert u op een gestructureerde manier een kunstwerk te beschrijven. Het doel daarvan is de details waar te nemen die een betekenis hebben. Ook leert u de achterliggende theorie die het beschouwen van kunst verdeelt in beschrijven en interpreteren. Een belangrijke vraag is waarom een kunstwerk is ontstaan, dus waar mogelijk plaatsen we het kunstwerk in de context waarin het is ontstaan.
Vervolgens buigt u zich over onderwerpen uit de christelijke kunst, zoals het herkennen van vaak voorkomende motieven en heiligen. Niet al die motieven staan overigens in de Bijbel, want een heleboel komen uit apocriefe geschriften en heiligenlevens.
In het derde en laatste college staan mythologie en wereldlijke kunst centraal, vooral die van na de middeleeuwen. In de 15e eeuw ontstond namelijk een hernieuwde aandacht voor verhalen uit de Oudheid. De Griekse en Romeinse goden deden hun herintrede echter niet als goden, maar als personificaties, dat wil zeggen begrippen die als mens werden voorgesteld.
Na het volgen van de cursus bent u vertrouwder met de betekenissen in de beeldende kunst. U leert zodanig kijken dat u veel meer ziet in het museum!
Onderwijsvorm: 3 hoorcolleges met gelegenheid tot het stellen van vragen.
Literatuur: Digitale syllabus. Verplicht boek: James Hall, ‘Hall’s iconografisch handboek’ Primavera Pers (2009)
Studiebelasting: Ongeveer vier uur.
Verwachte voorkennis: Het is goed om een globale kennis te hebben van kunstgeschiedenis, maar voorkennis is niet verplicht.
Meer over deze cursus
Inleiding
Data, kosten en inschrijven