Algemene muziekleer I: ritme, maat en metrum | fysiek

De cursus begint met een bespreking van de notatieconventies in het West-Europese muzieknotatiesysteem, met daarbij ook aandacht voor oudere notatiesystemen. Daarna volgt een inventarisatie van de kenmerkende metra van dansen uit verschillende stijlperioden. Het gaat dan niet alleen om bekende barokke dansen als allemandes, courantes en sarabandes, maar ook om 18e-eeuwse dansen als de contredans en om Oost-Europese dansen. Die laatste hoort u bijvoorbeeld in de Slavische dansen van de Tsjechische componist Antonín Dvořák (1841-1908).

In de eerste decennia van de 20e eeuw maakt de West-Europese muziek een inhaalslag door waar het gaat om ritmische ontwikkeling. Dit was enerzijds het gevolg van de exploratie van de ritmische kenmerken van Oost-Europese volksmuziek. De Hongaarse componist Bela Bartók (1881-1945) legde bijvoorbeeld de Hongaarse volksmuziek vast in zijn veldonderzoeken. Anderzijds was er een groeiende fascinatie voor de ritmische karakteristieken van buiten-Europese muziek. Die invloeden zijn bijvoorbeeld te beluisteren in de werken van de Franse componist Olivier Messiaen (1908-1992), die zichzelf op zijn visitekaartje zelfs ‘rhytmicien’ noemde.

Onderwijsvorm: 10 hoorcolleges met enige gelegenheid tot het stellen van vragen en discussie.

Literatuur: Zelfgeschreven syllabus.

Studiebelasting: Ongeveer 3 uur per week.

Verwachte voorkennis: Kennis van en leesvaardigheid in de gebruikelijke notatie van notenwaarden in de Westerse muziek is een vereiste.

Meer over deze cursus
Inleiding
Data, kosten en inschrijven