Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Een ‘rilling’ door het land: moet Multatuli van zijn sokkel?

Multatuli’s roman Max Havelaar (1860) blijft spraakmakend. Maar is zijn aanklacht tegen koloniale misstanden – ‘de Javaan wordt mishandeld!’ – nog steeds steekhoudend? VU-hoogleraar Jacqueline Bel vindt van wel, maar ze houdt de kritische boodschap van het boek evengoed tegen het postkoloniale licht.

Nederland probeert in het reine te komen met zijn koloniale verleden. Welke rol speelt literatuur in die discussie, in het bijzonder Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche handelmaatschappy (1860), de beroemde roman van Eduard Douwes Dekker (1820-1887), beter bekend als Multatuli? Het boek deed bij verschijning een ‘rilling’ door het land gaan en bracht destijds het debat over koloniale misstanden en de uitbuiting van de Javaan op gang. Hoe is dat nu?

Gemengde geluiden over Max Havelaar

Ook tegenwoordig doet de roman nog stof opwaaien. Het boek wordt beschouwd als de eerste ‘Indische roman’ in de Nederlandse literatuur en geldt als een van de belangrijkste werken in de Nederlandse literaire canon. Ook werd de roman in meer dan 40 talen vertaald. Auteurs als E. du Perron, W.F. Hermans, Jan Wolkers, Willem Elsschot en Arnon Grunberg gelden als bewonderaars. Er is echter ook stevige kritiek, onder meer van schrijvers Alfred Birney en Gustaaf Peek. Zo schreef die laatste in mei 2023 in een vernietigende kritiek: ‘Met zijn Max Havelaar produceerde Multatuli een gezaghebbend document dat het Nederlands kolonialisme hielp verlengen.’

‘Dat mag wel wat genuanceerder,’ vindt VU-hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde en houder van de Multatuli-leerstoel Jacqueline Bel, die de auteur tijdens de Abraham Kuyperlezing van repliek diende. Volgens haar is Max Havelaar nog steeds een buitengewoon belangrijk boek, niet alleen als literair kunstwerk, maar ook als scherpe kritiek op de koloniale onderneming. Eerder, in 2021, onderwierp ze het werk zelf al aan een postkoloniale, cultuurkritische analyse.

Westerse beeldvorming over ‘de Oost’

‘Oudere literatuur werkt als een achteruitkijkspiegel,’ stelt Jacqueline Bel. Door romans uit de koloniale tijd te lezen wordt duidelijk hoe Nederlanders destijds het koloniale leven ervoeren en beoordeelden, hoe ze zichzelf zagen en hoe ze zich tegenover de inheemse bevolking opstelden. Je kunt vaststellen hoe de koloniale werkelijkheid werd gerepresenteerd en gerechtvaardigd. Uitgangspunt daarbij is dat literatuur niet alleen de werkelijkheid weergeeft, maar die ook mede vormgeeft.

In koloniale en postkoloniale werken komt vaak het beeld naar voren van een inferieure inheemse bevolking en een beschaafde westerse overheerser. Denkpatronen en machtsstructuren werden mede door literatuur in stand gehouden – literatuur rechtvaardigde én cultiveerde het imperialisme, stellen de invloedrijke cultuurwetenschapper Edward Said en andere postkoloniale denkers. Tot op de dag van vandaag werkt die beeldvorming door en vindt die haar uiting in stereotypering, (institutioneel) racisme, onderdrukking, uitsluiting en armoede.

Multatuli als verongelijkte witte man?

Maar hoe zit dat met Multatuli en zijn Max Havelaar? De roman leest weliswaar als een pamflet tegen de koloniale misstanden in Indië, maar dat betekent niet dat je het boek niet kritisch kunt lezen, aldus Jacqueline Bel. Zo wordt de bevlogen aanklacht geuit door een witte man die koloniaal bestuursambtenaar en dus onderdeel van het koloniale systeem is. Wat levert een cultuurkritische herlezing aan de hand van postkoloniale inzichten op? Moet Multatuli van zijn sokkel?

‘Zeker niet,’ stelt Jacqueline Bel. ‘Maar het lijdt natuurlijk geen twijfel dat de auteur een witte man was, die van binnenuit kritiek uitte.’ Multatuli verwerkte zijn eigen ervaringen als koloniaal ambtenaar in Indië in de roman. Hij luidde er de noodklok tegen ernstige misstanden en nam ontslag toen zijn aanklacht werd genegeerd. Ondanks later onderzoek waaruit bleek dat hij zich terecht tegen het onrecht had gekeerd, leidde dat niet tot rehabilitatie. ‘Multatuli vroeg niet alleen om aandacht voor de misstanden in de kolonie, hij wilde ook eerherstel. Maar het is natuurlijk onzin om te zeggen dat zijn boek alleen daarom draait of dat hij eigenhandig een einde had moeten maken aan het regime, zoals sommige critici stellen. Hoe realistisch is het om dat laatste van een auteur te verwachten? Dat is simpelweg onmogelijk. Multatuli stelde bovendien als een van de eersten – nota bene in een fantastisch literair werk dat na ruim 160 jaar nog steeds alle aandacht waard is – de koloniale misstanden aan de kaak.’

Max Havelaar onder de postkoloniale loep

‘Kijk je naar de tekst zelf, dan kun je nagaan hoe inheemse personages worden gerepresenteerd. Worden ze in Max Havelaar voorgesteld als “de ander” en vergeleken met dieren, dingen of kinderen via zogenaamde othering strategies, zoals vaak het geval is in koloniale literatuur? Is er sprake van minderwaardigheid, bevoogding, stereotypering?’

De roman heeft een bijzondere constructie en is samengesteld uit verschillende delen die als een soort matroesjkapoppetjes in elkaar passen. Het boek bestaat grofweg uit drie delen, waarin steeds een ander personage centraal staat: eerst de Amsterdamse koloniale profiteur Batavus Droogstoppel, dan de bevlogen koloniale bestuursambtenaar Max Havelaar die in Indië strijdt tegen het onrecht en voor de Javaan, om ten slotte te eindigen in een scherpe aanklacht tegen het koloniale systeem door de schrijver Multatuli die alle personages de roman uitgooit en zelf de pen oppakt. Het boek wordt dus vrijwel volledig bevolkt door Amsterdamse burgers en Nederlands-Indische bestuursambtenaren. Het merendeel van de inheemse en Indo-Europese personages is naamloos, krijgt een bijrol en heeft geen stem, zoals in veel koloniale literatuur, de Javaanse Saïdjah en Adinda natuurlijk uitgezonderd.

Droogstoppel deugt, aldus het heilige boontje zelf

In de roman staat eerst de Amsterdamse koffiehandelaar Droogstoppel centraal. In deze hoofdstukken komen veel oriëntalistische passages voor. De inhalige en zogenaamd godvruchtige Amsterdamse koffiehandelaar hemelt zichzelf op en bewondert dominee Wawelaar die zich in negatieve bewoordingen uitlaat over de Javanen: ‘[…] de verdoemde zonen van Noach uit de Bijbel, heidenen die in de hel terechtkomen “met hun zwarte kroesharige hoofd” [en die] moeten werken voor de Nederlanders om hun plaats in de hemel te verdienen […]’.

Deze uitspraken over de inheemse bevolking passen bij de vooroordelen die Wawelaar en Droogstoppel als personages vertegenwoordigen. Ze worden spottend en negatief geportretteerd in de roman en hun visie kan dus niet op rekening van de auteur worden geplaatst. Oriëntalistisch kun je deze passages dus niet noemen. Integendeel.

Bevoogdende Max Havelaar op de bres tegen ‘’t zot vooroordeel’

Maar hoe staat het met de idealistische koloniale bestuursambtenaar Max Havelaar, die in het tweede deel wordt opgevoerd en strijdt tegen het onrecht dat de Javaanse boeren wordt aangedaan? Wanneer deze Javanen worden beschreven, gebeurt dat over het algemeen niet neerbuigend en zonder beklemtoning van huidskleur. Toch wordt de inheemse bevolking ook in de Havelaar-passages wel als ‘anders’ voorgesteld, zij het meestal zonder dat ze echt denigrerend worden gerepresenteerd.

Ook is er in deze hoofdstukken sprake van bevoogding, een andere zogenaamde othering strategy. In zijn toespraak tot de hoofden van Lebak leest Max Havelaar bijvoorbeeld als een soort white savior de regenten de les over rechtvaardig bestuur. De regenten worden ook voorgesteld als Javaanse bestuurders die misbruik maken van hun positie, al gebeurt dat uit naam van de Nederlandse regering. De adellijke regenten komen er in de roman dus minder goed vanaf, maar het is duidelijk dat Max Havelaar juist opkomt voor een andere groep Javanen: de onderdrukte bevolking. Een ander punt waarover vaker postkoloniale kritiek wordt geuit, betreft de rol van de Indische weduwe van Slotering, Havelaars vermoorde voorganger: voor haar is maar een beperkte rol in het verhaal weggelegd. Ook zij krijgt geen stem. Verder wordt in de tekst scherpe kritiek geuit op het gebruik van de term liplap, destijds een denigrerende benaming voor Indo-Europeanen. Het woord wordt ondanks die kritiek toch een aantal keren in de roman gebruikt, al spreekt Max Havelaar zich wel uit tegen vooroordelen over hun huidskleur.

Saïdjah en Adinda’s (weinig) rooskleurige Javaanse geschiedenis

Max Havelaar vertelt ook het dramatische liefdesverhaal van de Javaanse Saïdjah en Adinda: ‘Ik zal verhalen van menschen, van wezens die gelyke beweging hebben als wy’. In de Nederlandse literatuur is het een van de eerste keren dat er sprake is van twee inheemse hoofdpersonages wier innerlijk wordt belicht.

Toch is ook dit verhaal niet probleemloos: volgens sommigen zou hier sprake zijn van een westerse idealisering en romantisering van een Javaanse geschiedenis. Het einde van beide geliefden is echter bepaald niet zoetsappig. Ook wordt de rol van het Nederlandse leger ernstig bekritiseerd: wanneer Saïdjah zijn geliefde Adinda zwaar verminkt en gedood terugvindt, loopt hij door ‘een dorp dat pas veroverd was door het nederlandsche leger, en dus in brand stond’. Dat zet volgens Jacqueline Bel een streep door het vermeende idyllische karakter van het verhaal.

De schrijver neemt het woord

In het derde deel neemt Multatuli zelf de pen op. Hij schopt Droogstoppel, die in het eerste deel als het ware een standbeeld voor zichzelf heeft opgericht, als ‘ellendig produkt van vuile geldzucht’ het boek uit met de woorden ‘Stik in koffie en verdwyn!’. Multatuli maakt korte metten met de kapitalistische Hollander die in naam van het geloof profiteert van roofinkomsten uit de kolonie. Als er iemand in dit boek van zijn sokkel moet, dan is het wel Batavus Droogstoppel, aldus Jacqueline Bel.

Multatuli’s toon wordt hier bovendien militant. Hij wil gelezen en gehoord worden. Als dat niet gebeurt, zo dreigt hij, dan vertaalt hij de roman in de talen die in Europa én in Indië worden gesproken: ‘ik zou klewangwettende krygszangen slingeren in de gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik Multatuli’. Eerst via de wettelijke weg, maar desnoods met geweld. Deze militante passage kan moeilijk als een bevordering van het koloniale systeem gelezen worden, meent Jacquline Bel. Dan volgt uiteindelijk het beroemde slot van de roman, waarin hij ‘[…] koning Willem III in vlammende bewoordingen vraagt of het zijn wil is dat er in de kolonie Nederlands-Indië meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam.’

Houdt de kritiek stand in deze tijd van dekolonisatie?

Hoe kritisch Multatuli ook in het leven stond en hoezeer hij zich ook probeerde te verplaatsen in de inheemse bevolking, een scherpe analyse laat zien dat hij zich in Max Havelaar ondanks zijn goede bedoelingen niet volledig kon ontworstelen aan het koloniale discours dat het denken destijds beheerste. ‘Maar maken we de balans op,’ stelt Jacqueline Bel, ‘dan ben ik desondanks de mening toegedaan dat de roman nog altijd buitengewoon belangrijk is en uitnodigt tot interessante interpretaties. De scherpe kritiek op het koloniale verleden, op “de roofstaat aan de Noordzee”, is nog immer actueel.’ De slotsom luidt dus: Multatuli en zijn Max Havelaar blijven overeind.

Over dit onderzoek

Hoofdonderzoeker

Onderzoeksinstituut

Faculteit

Profielthema