“Het gaat om bedenkelijke onderzoekspraktijken”, licht hoofdonderzoeker Gowri Gopalakrishna van Amsterdam UMC toe. “Ze melden bijvoorbeeld negatieve resultaten niet, trekken te sterke conclusies of beschrijven de zwakke punten van het onderzoek onvoldoende.” De resultaten van het onderzoek zijn vandaag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLoS One.
Waarom doen onderzoekers dit?
Gopalakrishna en haar collega’s ontdekten dat sterke onderlinge competitie en druk om te publiceren de kans vergroten dat wetenschappers slordig werken of de wetenschappelijke integriteit schenden. “Maar als onderzoekers menen dat peer reviewers hun ongewenste gedrag zullen ontdekken, dan onthouden ze zich juist van bedenkelijke onderzoekspraktijken en wetenschappelijk wangedrag”, aldus Gopalakrishna. Peer reviewers zijn vakgenoten die de kwaliteit van een wetenschappelijk artikel beoordelen voordat het in een vakblad verschijnt.
Enquête van de National Survey on Research Integrity
Wetenschappelijk wangedrag komt voor bij een op de twaalf academische onderzoekers. 8,3% zegt de afgelopen drie jaar onderzoek vervalst te hebben of gegevens te hebben verzonnen. Onderzoekers van veertien universiteiten en acht universitair medische centra kregen tussen oktober en november 2020 een anonieme enquête van de National Survey on Research Integrity (NSRI) toegestuurd over onderwerpen die wetenschappelijke integriteit kunnen bevorderen of belemmeren. In totaal vulden 6.813 onderzoekers in Nederland de enquête in.
Gedegen onderzoekspraktijken
De NSRI, momenteel het meest uitgebreide onderzoek naar wetenschappelijke integriteit ter wereld, richtte zich niet alleen op ongewenst gedrag. De enquête vroeg onderzoekers ook naar hun betrokkenheid bij gedegen onderzoekspraktijken die de kwaliteit en betrouwbaarheid van onderzoek helpen waarborgen. Deze bevindingen zijn nu reeds in preprint (geen peer-reviewed manuscript) beschikbaar op https://osf.io/preprints/metaarxiv/xsn94/.