Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Onderwijsbureau SBE: Toetsen en beoordelen

Laatst gewijzigd op 11 november 2022
Het onderwijsbureau verzorgt de facultaire ondersteuning van het onderwijs. Wat betreft de toetsing zorgt het onderwijsbureau voor de (logistieke) organisatie van tentamens en examens binnen de faculteit.

Voorbereiding

Het Hoofd Bureau Onderwijs stemt met het faculteitsbestuur af hoe de procedures rondom toetsing worden ondersteund door het Onderwijsbureau. Vanuit de procedurele ervaring heeft het Hoofd Bureau Onderwijs een adviserende rol in de evaluatie van het facultaire toetsbeleid. 

Het onderwijsbureau houdt zich in de voorbereidende fase bezig met het inplannen van het onderwijs en tentamens. Zie: 

Uitvoering

De examencommissie, het faculteitsbestuur, de docent en het CvB leggen dingen vast en informeren studenten over alles rond het afnemen van toetsen, zoals surveillance, de aanpak van fraude en plagiaat, speciale regelingen voor studenten met een functiebeperking, nakijktermijnen, inzage en bewaartermijnen en beroepsprocedures.

Meer over uitvoering

  • Toetsafname, surveillance en fraude 

    Het onderwijsbureau zorgt voor de (logistieke) organisatie van tentamens en examens binnen de faculteit. Het Hoofd Bureau Onderwijs stemt met het faculteitsbestuur af hoe de procedures rondom toetsing worden ondersteund door het Onderwijsbureau en hoe hierover examinatoren en opleidingsdirecteuren worden ingelicht. 

    Het betreft o.a.; 

    • Facultaire afspraken over logistiek rond toetsafname en de cyclus om deze te monitoren en te actualiseren; 
    • Facultaire afspraken over verwerking van de mc-toetsen en digitaal afgenomen toetsen; 
    • Beschrijving van geschikte toetszalen voor specifieke toetsvormen en studentenaantallen; 
    • Procedure voor surveillance en de cyclus om deze te monitoren en te actualiseren; 
    • Procedure voor fraude en plagiaat en de cyclus om deze te monitoren en te actualiseren; 

    De examencommissie legt de regelingen rond de afname van toetsen vast in de Regels en Richtlijnen van Examencommissies (waarvoor een VU-breed model beschikbaar is). Hierin is onder andere opgenomen op welke wijze orde gehouden wordt tijdens tentamens en practica en welke regels er gelden voor surveillance. Specifiek voor de gemeenschappelijke tentamenruimtes (incl. TenT) is een VU-brede beheerregeling opgesteld. 

    Hier vind je alle benodigde informatie en formulieren voor de organisatie rond de tentamentransporten en de surveillantenpool. 

    In de Regels en Richtlijnen zijn daarnaast bepalingen opgenomen met betrekking tot fraude tijdens schriftelijke tentamens, fraude bij het vervaardigen van werkstukken en fraude geconstateerd na afloop van het tentamen. Tevens is aangegeven welke procedures en sancties volgen op geconstateerde fraude. 

    Kwaliteitseis 24 : De examencommissie zorgt voor helder en duidelijk geformuleerde Regels en Richtlijnen, die bij voorkeur het VU-brede model volgen. Maatregelen die getroffen worden bij fraude worden conform de modelbepaling van het College van Bestuur opgenomen in de Regels en Richtlijnen van de examencommissie. 

    Het faculteitsbestuur informeert studenten via de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en het studentenstatuut (met name het opleidingsspecifieke deel: de studiegids) over de organisatie en regels rond toetsing, en over de toetsvormen in de cursussen van hun opleiding. In de studiegids wordt per cursus aangegeven wat de leerdoelen van de cursus zijn, en op welke wijze de toetsing plaatsvindt (wanneer de toets wordt afgenomen, welke toetsvormen gebruikt worden, of sprake is van werkstukken, presentaties en dergelijke, of sprake is van deeltoetsen/deelcijfers, hoe de weging van die deelcijfers is en of die elkaar mogen compenseren, het gebruik van formatieve toetsen (opdrachten met feedback), de herkansingsmogelijkheden). 

    Nakijktermijn 

    De richtlijn bacheloronderwijs van het CvB geeft aan dat de nakijktermijn maximaal tien werkdagen mag zijn. Een paper valt onder de definitie van toets en valt daarmee dus ook onder de 10 dagen nakijktermijn. Een faculteit kan toestemming voor een generieke uitzondering van deze 10 dagen richtlijn aanvragen voor grote vakken die met papers worden afgesloten. Belangrijk is hierbij om op opleidingsniveau te kijken naar realistische termijnen. Te allen tijde zou het faculteitsbestuur in staat moeten zijn een realistische termijn aan te geven voor de studenten, en belangrijker nog, zich daar dan ook aan te houden. 

    Kwaliteitseis 12 : Toetsresultaten worden binnen tien werkdagen na het afnemen van een toets – met inachtneming van regels voor bescherming van persoonsgebonden informatie – bekend gemaakt. De resultaten van scripties worden binnen twintig werkdagen na de officiële inleverdatum van de scriptie bekend gemaakt. Vervolgens heeft de student binnen een in de OER vastgestelde termijn recht op inzage van het gemaakte werk. 

    Inzage

    Bij de inzage kan de student die aan het tentamen heeft deelgenomen, kennisnemen van de vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen alsmede van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Bij open vragen is een antwoordmodel met bijbehorende puntenwaardering beschikbaar ter inzage. Bij werkstukken of theses zijn de beoordelingscriteria beschikbaar (ingevuld beoordelingsformulier). Het inzagerecht is geregeld in de OER van de opleiding.

    Ondersteuning

    • Plagiaatcontrole

    De VU ondersteunt docenten met het online systeem voor plagiaatcontrole Turnitin, dat is geïntegreerd in Canvas. De VU gebruikt de tegenhanger van Turnitin (iThenticate) voor plagiaatcontrole op wetenschappelijke publicaties van VU medewerkers.

  • Regelingen studenten met een functiebeperking 

    Het beleid voor studeren met een functiebeperking is vastgelegd in het beleidsplan Functiebeperking. In de VU-brede format OER is vastgelegd dat studenten met een functiebeperking in aanmerking komen voor aanpassingen in het onderwijs, de toetsen en de practica. 

    Kwaliteitseis 30
    Ten behoeve van transparantie naar de student wordt in de OER vastgelegd hoe en door wie wordt beslist over alternatieve toetsingsmogelijkheden voor studenten met een functiebeperking.

    Deze aanpassingen worden zoveel mogelijk op de individuele functiebeperking van de student afgestemd, maar mogen de kwaliteit of eindtermen van een studieonderdeel niet wijzigen. De te verlenen faciliteiten kunnen bestaan uit een aangepaste vorm of duur van de toetsen en/of practica, of het ter beschikking stellen van praktische hulpmiddelen. De examencommissie beslist over de aanpassingen in het studieprogramma. In standaardgevallen is de studieadviseur daartoe gemandateerd. 

    Meer informatie over studeren met een functiebeperking vind je hier

    Kandidatenlijst

    De VUnet functionaliteit ‘Kandidatenlijst’ biedt een overzicht van alle studenten die staan ingetekend op vak(ken) en de onderliggende activiteiten zoals hoorcolleges, werkgroepen en tentamens. Ook de toegekende voorzieningen voor studenten met een functiebeperking zijn in het overzicht opgenomen. De cursuscoördinator kan deze informatie gebruiken bij de voorbereiding en uitvoering van het onderwijs.

  • Inzage en archivering tentamens 

    Inzagerecht 

    Gedurende ten minste twintig werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeelde werk, de daarin gestelde vragen en opdrachten, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Het inzagerecht is geregeld in de OER van de opleiding. 

    Archivering 

    Om de kwaliteit van de toetsen aan te kunnen tonen aan externe en interne commissies moet al het relevant toetsmateriaal worden gearchiveerd. Het verdient de voorkeur om deze archivering per faculteit centraal te organiseren. 

    • Kwaliteitseis 13 : Informatie die relevant is voor één of meerdere van de kwaliteitszorgcycli rondom toetsing, worden centraal gearchiveerd (bij voorkeur in het Digitaal Onderwijs Dossier (DOD)) en is raadpleegbaar voor examencommissie, opleidingsdirecteur en opleidingscoördinator en door aangewezen belanghebbenden binnen de opleiding. 
    • Kwaliteitseis 29 : In het facultair toetsbeleid worden de taken en verantwoordelijkheden op het niveau van toetsbeleid, toetsbekwaamheid en toetsorganisatie formeel belegd en opgenomen in de betreffende PDCA-cyclus. In het facultair toetsbeleid dan wel het toetsplan wordt vastgelegd welke toetsinformatie wordt gearchiveerd, wat de rotatietijd van de verschillende cycli is en welke gremia als de belanghebbenden gelden. 
    • Kwaliteitseis 31 : Het faculteitsbestuur zorgt ervoor dat de verantwoordelijkheden t.a.v. het archiveren van al het relevante toetsmateriaal (c.q. toetsdossier) zijn vastgelegd in het facultaire toetsbeleid. 

    Visitatie 

    In het kader van de kwaliteitsbewaking, en meer in het bijzonder in het licht van de visitatie, is het opleidingsmanagement verantwoordelijk voor het ter beschikking stellen van de OER, het toetsplan van de opleiding, en een volledige lijst van afgestudeerden van de laatste twee voltooide studiejaren. Voor details van de benodigde documentatie zie www.nvao.net. 

    Beroep 

    Studenten hebben 6 weken de tijd om beroep aan te tekenen tegen de wijze, waarop de beoordeling tot stand is gekomen ( niet tegen de beoordeling zelf). In het kader van dergelijke geschillen met betrekking tot toetsing moet de docent de toets zelf en de uitwerkingen van de toets bewaren. Daarnaast moet een docent te allen tijde aan interne en externe beroepscommissies kunnen aantonen hoe een scoreresultaat van een student tot stand is gekomen en de juiste documenten (o.a. beoordelingsformulier) kunnen voorleggen. 

    Bewaartermijn 

    Op de VU worden tentamenresultaten minimaal 1 jaar bewaard . Omdat de tentamenuitslagen in SAP geregistreerd worden, worden deze in de praktijk langer bewaard. Tentamenopgaven worden 7 jaar bewaard, dit ten behoeve van de accreditatie; hiervoor dient een at random keus over de afgelopen zes jaar overgelegd te kunnen worden, waarbij recente tentamens belangrijker zijn dan oude. Scripties en andere eindwerken worden ook 7 jaar bewaard (cf. WHW artikel 7.3, lid 5). Het faculteitsbestuur is verantwoordelijk voor het bewaren van tentamenmateriaal, opgaven, theses etc.

  • Beroep aantekenen beslissing examencommissie

    De VU kent een College van Beroep voor de Examens (COBEX), waar studenten beroep kunnen instellen tegen beslissingen van examencommissies met betrekking tot:

    • het behalen van het afsluitend examen
    • de toelating tot examens
    • een colloquium doctum en het wegwerken van deficiënties
    • de toelating tot de universitaire eerstegraads lerarenopleidingen
    • het voldoen aan de eisen voor de toelating tot een masteropleiding
    • een bindend negatief studieadvies (beslissing faculteitsbestuur)

    En tegen beslissingen van examencommissies en examinatoren, zoals: 

    • de uitslag van een tentamen (N.B. dit betreft uitsluitend de wijze waarop de uitslag tot stand is gekomen, niet de uitslag zelf)
    • de waardering van scripties of practica (zelfde opmerking als hierboven)
    • beslissingen inhoudende goed‐ of afkeuring van een vakkenpakket
    • het weigeren van een vrijstelling

    Ook kan beroep worden ingesteld tegen een schriftelijke weigering een besluit te nemen of het niet nemen van een beslissing binnen een redelijke termijn.

  • Plagiaat bij werkstukken en scripties - SBE

    Memo docenten - 30 januari 2020

    Deze memo is vooral bedoeld om de SBE docenten een korte wegwijzer te geven in het facultaire beleid over plagiaat inclusief hun eigen rol en de rol van de examencommissie hierin. Dit vormt ook een achtergrond bij het invullen van het formulier voor het melden van plagiaat. Dit plagiaatmeldingsformulier is te vinden op Academic Course Support (ACS).

    Achtergrond

    Plagiaat is een belangrijke, en relatief veel voorkomende vorm van fraude. De SBE-examencommissie behandelt jaarlijks zo’n 65 gevallen van plagiaat. De OER definieert fraude en plagiaat als volgt: “het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt” (artikel 1.2). Zie hiervoor ook Regels en richtlijnen voor examens/tentamens SBE (R&R artikel 23). Dit behoeft wellicht voor docenten geen nadere toelichting, maar wel noemenswaardig zijn enkele bevindingen uit bestaand academisch onderzoek naar plagiaat in het hoger onderwijs.

    • Studies laten herhaaldelijk zien dat de belevingswerelden van studenten en docenten op het vlak van plagiaat over het algemeen behoorlijk uiteen lopen. Park verwoordde dit in zijn veel geciteerde artikel zeer treffend: “many students generally regard plagiarism as ‘no big deal’” (2003, p. 476). 
    • Verschillende studies onder studenten in Angelsaksische landen komen uit op percentages van rond de 40%-60% van de studenten die melden dat ze tijdens hun studie wel eens materiaal gebruiken zonder bronvermelding en rond de 10% geeft zelfs toe op regelmatige basis substantiële onderdelen van opdrachten te plagiëren (Carroll, 2007; Selwyn, 2008). Grootschalige her-analyses van ingeleverde opdrachten bevestigen dit beeld (Walken, 2010) 
    • Onderzoek naar de toepassing van Elektronische detectiesystemen wijst uit dat deze systemen behulpzaam kunnen zijn als opsporings- en afschrikkingsmiddel. Ook kwam naar voren dat deze systemen belangrijke beperkingen kennen: (1) ze kunnen niet alle vormen van plagiaat opsporen, (2) ze kunnen onzekerheid of opportunistisch gedrag onder studenten bevorderen, en (3) teveel aandacht kan uitgaat naar percentages in plaats van de kwaliteiten van de opdracht en de vaardigheden van studenten  (e.g. Atkinson & Yeoh, 2008; Badge, 2007; Youmans, 2011).

    Rol docent

    De belangrijkste regelingen omtrent de detectie en afhandeling van fraude en plagiaat staan in de R&R . Hieronder wordt een aantal van de meest relevante onderdelen in relatie tot de rol van de docent nog eens op een rijtje gezet en kort toegelicht.

    Beoordelen

    • Elke docent zal bij elk werkstuk naast een inhoudelijke beoordeling ook een beoordeling maken op plagiaat. Het inleveren van een werkstuk door de student betekent automatisch dat de docent de tekst mag opnemen in een (elektronisch)detectieprogramma (zie R&R, artikel 23 onder b ten derde).
    • Het is goed om na te gaan of er gesproken kan worden van ‘academische slordigheid’ (denk aan eerstejaars studenten die gebrekkig parafraseren) die binnen de context van de cursus kan worden gecorrigeerd en afgehandeld, of dat er daadwerkelijk sprake is van doelbewust gesjoemel of wangedrag.

    Melden

    • Indien plagiaat wordt vermoed, heeft de docent de plicht (als wetenschapper en als werknemer van de VU) om hiervan onmiddellijk melding te maken bij de examencommissie. Neemt u a.u.b. contact op met de secretaris van de examencommissie van SBE via e-mail: secr.examencommissie.sbe@vu.nl
    • De docent wordt gevraagd bewijsmateriaal toe te voegen aan de melding. In ieder geval betreft dit: (1) een kopie van het originele werkstuk, (2) een kopie van, of referenties naar het werk dat is geplagieerd, en (3) een indicatie van (a) waar en (b) de mate waarin is geplagieerd (bij voorkeur een Turnitin-uitdraai). Maak bij voorkeur gebruik van het fraudemeldingsformulier dat te vinden is op ACS.
    • De docent kan door de examencommissie gevraagd worden nadere toelichting te geven na het horen van de student. Dit komt slechts in beperkte mate voor.
    • Docenten kunnen niet in beroep gaan tegen de uitspraak van de Examencommissie, studenten wel.

    Administreren

    • Het is voor de docent van het grootste belang om bij een vermoeden van plagiaat GEEN cijfer toe te kennen. Indien plagiaat is bewezen zal de examencommissie het cijfer 0 laten registreren. Dit cijfer is enkel en alleen gereserveerd voor gevallen van fraude!

    Voorkomen

    • Docenten kunnen uiteraard ook een belangrijke rol spelen in de preventie. Dit wordt onder meer al gedaan in de opzet van het curriculum (een vak als Academic Skills) en in de voorlichting naar studenten toe over de aard en het belang van plagiaat in een academische omgeving. Daar bovenop kan hier ook in de colleges expliciet op worden teruggekomen, en rekening mee worden gehouden in het ontwerp van de examens.
    • Onderzoek noemt een aantal omstandigheden dat wordt aangedragen als belangrijk motief voor het plegen van plagiaat (e.g. Comas-Forgas & Sureda-Negre, 2010; Gullifer & Tyson, 2010; Park, 2003):
      • Gebrek aan afschrikking: de pakkans is relatief klein is en de straf mild;
      • Verleiding en gelegenheden: toegang tot relevante informatie is relatief makkelijk en informatie kan eenvoudig worden gedeeld onder studenten;
      • Druk: studenten ervaren een (te) hoge tijds- en/ of prestatiedruk;
      • Aard van opdracht: studenten zien het belang van de opdracht niet, ervaren het als te complex en hebben het gevoel dat ze de vaardigheden missen om de opdracht te maken;
      • Kennis en attitude: het ontbreekt de studenten aan kennis over plagiaat, of ze nemen plagiaat, de docenten of de Universiteit niet serieus.

    Rol examencommissie

    Vanuit bovengenoemd kader richt de examencommissie zich niet alleen op de detectie en sanctionering maar ziet ook preventie en een transparante afhandeling als een belangrijk onderdeel van haar beleid. Hieronder worden de meest relevante punten in relatie tot de rol van de examencommissie wat betreft de afhandeling van vermoedens van plagiaat nog eens op een rijtje gezet en kort toegelicht.

    Communiceren

    • Wanneer de examencommissie een melding van een vermoeden van plagiaat ontvangt, stelt de commissie de student hiervan schriftelijk in kennis.
    • De docent kan er van uitgaan dat de examencommissie hem/haar in kennis stelt over de besluitvorming ten aanzien van fraudeoordeel en sanctionering.

    Beoordelen

    • Op basis van de aangeleverde informatie en een gesprek van minimaal twee leden van de examencommissie met de betreffende student wordt bepaald of er sprake is van plagiaat.
    • Wanneer de examencommissie vaststelt dat er daadwerkelijk sprake is van plagiaat zal deze (1) het fraudeoordeel uitspreken, (2) een sanctie opleggen en (3) een fraudeaantekening maken in het dossier van de student (zie procedure artikel 23 R&R).
    • De examencommissie hanteert bij het beoordelen de volgende uitgangspunten:
      • bij groepswerk geldt altijd collectieve verantwoordelijkheid. Dit betekent dat wanneer iemands naam op een werkstuk staat, deze persoon verantwoordelijk is voor de gehele inhoud, onafhankelijk van hoe en in welke mate hieraan bijgedragen is;
      • er bestaat geen enkel excuus voor plagiaat. Of iets als plagiaat wordt gezien is ook onafhankelijk van of dit nu wel of niet met opzet is gedaan;
      • ook als ‘slechts’ in een klein deel van een werkstuk plagiaat voorkomt, of plagiaat ‘slechts’ in een werkplan zit, wordt het gezien als frauduleus handelen.

    Sanctioneren

    • De Examencommissie kan in geval van plagiaat, en met inachtneming van proportionaliteit en rechtsgelijkheid de volgende sancties opleggen:
      • een werkstuk dat plagiaat bevat kan niet geldig blijven. De ongeldigheid is daarom niet zozeer een sanctie maar een logisch gevolg van het plagiaat. Het werkstuk wordt met het cijfer 0 beoordeeld. Als regel wordt daaraan de sanctie uitsluiting van deelname aan het betreffende vak voor een periode van drie maanden gekoppeld;
      • bij recidive of een ernstige vorm van fraude kan de examencommissie besluiten tot uitsluiting van examens voor maximaal een jaar of voordracht voor verwijdering van de opleiding.

    Waar vind ik meer informatie?

Evaluatie

Het onderwijsbureau evalueert jaarlijks de procedures en rapporteert daarover in een jaarverslag van het onderwijsbureau. Hierbij kan ze aan de examencommissie aandachtspunten meegeven voor het herzien van de regels en richtlijnen.

Verbeteren

Binnen het onderwijsbureau worden de verbeterpunten geïnventariseerd en op basis daarvan de procedures bijgesteld.