De bereidheid om te vechten voor het vaderland is decennialang laag geweest, blijkt uit surveyonderzoek. Daar is in de afgelopen jaren verandering in gekomen. Wat verklaart deze omslag? Wolfgang Wagner, hoogleraar International Security aan de Vrije Universiteit Amsterdam en collega Michal Onderco, hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zoeken het uit in hun onderzoek ‘Towards A New Belligerency’.
Post-heroïsche samenlevingen
De tijd na de Tweede Wereldoorlog kenmerkt zich door ‘langdurige vrede’ tussen grootmachten, grootschalige internationale samenwerking en opkomende democratieën. Generaties mensen groeien op zonder oorlog en in veel landen neemt de welvaart toe. “Mensen worden rijker. Ze maken zich zorgen over allerlei dingen, maar niet over oorlogsdreiging en overleven”, aldus Wagner. “Ze zijn minder geïnteresseerd in het leger als instituut waar je de held kunt uithangen en je leven moet opofferen voor je land.” Door de groeiende welvaart zijn ‘post-heroïsche’ samenlevingen ontstaan, waarin men kritisch staat tegenover het op het spel zetten van het leven van de eigen burgers. Op veel plekken in de wereld is deze tendens te zien.
Een omslag
Hoewel de bereidheid om te vechten voor het vaderland jarenlang laag was, blijkt dat die voor een groot aantal landen in de afgelopen jaren weer is gestegen. Het bewijs voor afnemende bereidheid om te vechten komt uit de eerste zes ‘golven’ van de World Values Survey, een wereldwijde enquête waarmee sinds het begin van de jaren tachtig duizenden burgers zijn ondervraagd. Het percentage dat positief antwoordde op de vraag of zij bereid zouden zijn voor hun land te vechten, daalde iedere golf. Deze trend is gekeerd in de meest recente, zevende golf, uitgevoerd tussen 2017 en 2021. “Dat is een alarmerende bevinding waar we in moeten duiken”, zegt Wagner.
In hun onderzoek richten Wagner en Onderco zich op de surveyresultaten van landen op alle vijf continenten. “Het conflict in onze nabije omgeving zou de recente omslag kunnen verklaren. Zo is de bereidheid om te vechten in landen als Polen, Litouwen en Finland waarschijnlijk veranderd als gevolg van de oorlog in Oekraïne.” De stijging begon na de annexatie van de Krim en de oorlog in de Donbas. Toen werd de dreiging van het Russische imperialisme al gevoeld. “We gaan ervan uit dat dit met name de Europese situatie is; in Latijns-Amerika zal de impact van Oekraïne minder zijn en de oorlogen in Syrië en Libië kunnen juist weer invloed hebben op landen in het Midden-Oosten,” legt Wagner uit.
Andere focusgebieden
Naast conflict in de omgeving richten beide wetenschappers zich op de invloed van economische crisis, terroristische incidenten en maatschappelijke polarisatie als mogelijke variabelen die samenhangen met de bereidheid om te vechten. “De terroristische dreiging is een zichtbare herinnering dat veiligheid niet vanzelfsprekend is. Als we kijken naar welvaart dan zou je kunnen beargumenteren dat hoe welvarender samenlevingen worden, hoe belangrijker het individu wordt gevonden. Andersom zou afnemende welvaart het tegenovergestelde effect kunnen hebben. We nemen daarnaast ook polarisatie mee als variabele, omdat dit een recente trend is die ondermijnend is voor democratie en besluitvorming.” Of de samenhang met deze variabelen inderdaad bestaat, moet het onderzoek straks uitwijzen, aldus Wagner. “Het is een compleet nieuwe onderzoekslijn, dus we kunnen daar op dit moment nog weinig over zeggen.”
NWO-toekenning
Wolfgang Wagner en Michal Onderco hebben recent een beurs toegekend gekregen om het onderzoeksproject ‘Towards A New Belligerency?’ uit te voeren. Het project wordt gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA).