Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Promotor prof. dr. F. de Roos memoreerde in zijn toespraak dat Nederland economisch na de Tweede Wereldoorlog sterk was veranderd. Was het voor de oorlog een overwegend agrarisch land, na 1945 was het een handelsnatie geworden. Handel gaat niet vanzelf, er moeten afzetgebieden gevonden worden. En daarin had Prins Bernhard zich met zijn zogenaamde ‘goodwillreizen’ onmisbaar getoond. De Roos las de reeks landen op die de prins vanaf 1950 met grote regelmaat had bezocht. ‘Zij betekenden voor uwe Koninklijke Hoogheid perioden van zeer intensief contact met het bedrijfsleven in deze landen, welk contact voor ons land buitengemeen vruchtbaar is geweest.’
[…] Prins Bernhard ontving in totaal acht eredoctoraten van universiteiten in binnen- en buiteland: een prins gaf meer standing aan de universiteit. Al was Bernhard niet van koninklijke bloede, iets koninklijks straalde dan tenminste toch van de universiteit af. De Vrije Universiteit was dit streven niet vreemd. De senaat nam ‘met grote erkentelijkheid’ kennis van het bericht dat de prins bij de buluitreiking aanwezig zou zijn en nam de gelegenheid te baat om ook Koningin Juliana uit te nodigen voor de gala-avond die op de plechtigheid zou volgen. De senaat zag ook graag dat Bernhard namens alle eredoctores dat jaar het dankwoord uitsprak en benadrukte dat hij vrij was te zeggen wat hij ‘op zijn hart heeft’.
Dat deed de Prins. Hij zei te spreken als ‘wereldburger, als mens tussen 3 miljard mensen’. Hij sprak zijn verontrusting uit over de snelle groei van de wereldbevolking en de onrechtvaardige inkomensverdeling. Aangezien het bedrijfsleven ‘in principe geen weldoener van de mensheid’ is, richtte Bernhard zijn pijlen op de politiek. Er zou een ‘multi-lateraal systeem’ moeten komen, waarbij ‘groepen regeringen’ zich garant stelden voor de politieke risico’s die bedrijven liepen. De voordelen van dat systeem schetste de Prins in kloeke bewoordingen: zo zouden bedrijven durven investeren in de Derde Wereld en zo zou een ‘code van goed gedrag’ kunnen worden opgesteld, die de bevolking zou vrijwaren van angst voor buitenlandse overheersing. Het waren nobele, welgemeende, zij het wat idealistische woorden op die woensdag 20 oktober 1965 te horen waren aan de VU. Anno 2007 kunnen die woorden niet meer geheel onbevangen worden teruggelezen. Maar dat is de bekende wijsheid achteraf.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Prins Bernhard in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.