Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
Sinds VU-historicus Herman Langeveld in 1999 en 2004 zijn tweedelige Colijn-biografie publiceerde, kleeft aan Colijn het beeld van een man die niet terugschrok voor een oorlogsmisdaad meer of minder. En staat hij bekend als iemand die de tekenen des tijds (het onafhankelijkheidsstreven van de Indische bevolking bijvoorbeeld) niet verstond.
Maar in zijn tijd werd Colijn als een groot man beschouwd. En dat is waarlijk geen wonder: deze selfmade man was zowel adjudant van gouverneur-generaal Van Heutsz, ondernemer (bij de Bataafse Petroleum Maatschappij, het latere Shell), partijleider (van de Antirevolutionaire Partij), minister (van Oorlog) en vijfvoudig premier (in de jaren twintig en dertig). Relatief onbekend is zijn werk voor de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag. Toch blijkt daaruit zijn betrokkenheid bij het wetenschappelijk onderwijs op gereformeerde grondslag dat toen nog zonder mitsen en maren aan de Vrije Universiteit werd gegeven.
Erepromotor P.A. Diepenhorst moest evenwel erkennen dat Colijn niet in de eerste plaats om zijn wetenschappelijke kwaliteiten met een eredoctoraat werd verblijd. ‘Niet diepgaande onderzoekingen, niet eene of andere geniale vinding, niet fijnzinnig technisch-wetenschappelijke verhandelingen wettigen de opname van Colijn in de rij der “viri docti”. Haar rechtvaardiging ligt veeleer in het gansche complex zijner levensverhoudingen. Dat leven is echter geen systematisch afgerond geheel, rustig voortschrijdend, zonder forsche overgangen; vol van onrust en avontuur, vol onverwachte wendingen is het.’
Lees meer over de aanvankelijke aarzeling van Colijn om het eredoctoraat te aanvaarden en over de latere discussie rond zijn reputatie in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar