Beernink somde de verdiensten van Tilanus één voor één op: hij zou een grote staat van dienst hebben als militair, door niet alleen het leger te dienen als artillerieofficier maar ook als leraar aan de Koninklijke Militaire Akademie in Breda. Hij zou in zijn lange parlementaire loopbaan op de bres hebben gestaan voor het christelijk onderwijs. En hij zou als fractievoorzitter van de CHU, die hij tussen 1939 en 1958 leidde, grote verdiensten hebben gehad voor de Nederlandse samenleving.
Maar als belangrijkste verdienste van Tilanus beschouwde Beernink zijn succesvolle verzet tegen de Doorbraak: de roep om de ‘historischen’ te doen opgaan in een grote, niet op christelijke leest geschoeide volkspartij. ‘Dat hij de Unie, met haar verschillende stromingen en haar grote vrijheidszin in de moeilijke naoorlogse jaren heeft geleid op een wijze, die niemand deed twijfelen aan het positief-christelijk karakter van deze politieke groepering, is mede een grote verdienste geweest’, schreef Beernink, die zijn artikel eindigde met de uitroep: ‘doctor Tilanus, draag uw doctorshoed nog vele jaren met ere!’
Vermoedelijk heeft Beernink inzage gehad in het juryrapport dat promotor prof. dr. I.A. Diepenhorst, hoogleraar strafrecht, reeds had opgesteld. Ook Diepenhorst zag als Tilanus’ grootste verdienste dat hij (‘beginselvast en oecumenisch politicus’) door de CHU ‘als volksgroep van eigen structuur’ bijeen te houden ‘de zaak der Hervorming in Nederland krachtig had bevorderd’. Dat klonk mooi, al te mooi. Aan het krachtige leiderschap van de fractieleider was vooral in de jaren vijftig flink getwijfeld, in het bijzonder door C. Gerretson, hoogleraar koloniale geschiedenis in Utrecht. Gerretson vond Tilanus te slap, vooral waar het aankwam op de confrontatie met de republiek Indonesië. Kon Gerretson het toch al niet zetten dat de Nederlands-Indische kolonie verloren was gegaan, de nuchtere Tilanus was hem niet krachtig genoeg tegenover de weerspannige Indonesische leider Soekarno. Dat Tilanus de CHU in de jaren vijftig (schoorvoetend, maar toch) het kabinet van de ‘rode’ Drees binnenloodste, vergaf Gerretson hem evenmin. Hoe hij over het eredoctoraat aan zijn politiek leider dacht, is niet overgeleverd: precies een week na de plechtigheid stierf Gerretson.’
Uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.