Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Jonckheer ontving het eredoctoraat natuurlijk niet voor niets – en zelfs niet voor zijn minister-presidentschap in de jaren zestig. De bul kwam hem toe in het licht van zijn rol in het streven naar zelfstandigheid van Curaçao. Jonckheer was als minister-president in 1954 ondertekenaar van het Koninkrijksstatuut, dat de Antillen relatieve vrijheid verschafte. ‘Het Statuut was niet in alle delen in overeenstemming met datgene wat U tot dan toe had voorgestaan’, merkte erepromotor prof. mr. W.F. de Gaay Fortman in zijn toespraak op.
Dat was nog zacht uitgedrukt. Jonckheer had namelijk een harde strijd gevoerd tegen toenmalig gouverneur A.A.M. Struycken, die als vertegenwoordiger van de Koninkrijksregering besluiten van de Antilliaanse ministerraad dreigde te overrulen. Na een harde strijd, waarin Jonckheer de positie van Struycken vakkundig ondermijnde (‘de gouverneur heeft geen eigen mening’) won hij het pleit. Dit gevecht laat onverlet dat Jonckheer een loyale partner van de Nederlandse regering was, die wel politieke ruimte opeiste maar ook binnen die ruimte opereerde. Daarom werd hij ook geprezen door De Gaay Fortman, die memoreerde dat Jonckheer de ‘grenzen’ van het statuut onderkende en ‘binnen die grenzen’ de koninkrijksrelaties ‘tot een levende zaak’ had helpen maken.
Het eredoctoraat was niet onomstreden: de jurist G. van Ginsbergen had op 28 december 1964 een krachtig protest laten klinken in een brief aan promotor De Gaay Forman. Volgens Van Ginsbergen had Jonckheer ‘persoonlijk in genen dele medegewerkt’ aan het koninkrijksstatuut. ‘Te zijnen opzichte is ook geen ander feit te noemen dat in aanmerking zou kunnen komen voor welke academische onderscheiding dan ook.’ Omdat De Gaay Fortman niet reageerde, richtte Van Ginsbergen zich met een brief tot Elseviers Weekblad, waarmee hij zijn protest openbaar maakte. ‘In intellectuele kringen van de Antillen doet men het plan om een kleine koopman die in de politiek is gegaan, te promoveren met een wrange glimlach af.’ Maar Van Ginsbergen zelf kon er niet om lachen. Hij verweet de Vrije Universiteit zich ‘op een merkwaardige manier’ in de Antilliaanse politiek te mengen, nu midden jaren zestig weer verkiezingen voor de deur stonden. Het eredoctoraat zal weinig invloed hebben gehad op die verkiezingen, maar feit is dat Jonckheer en zijn coalitie na de verkiezingen van 1966 door kon regeren.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat van Efrain Jonckheer in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar