Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Als zijn afgevaardigde nam een lager geklasseerde functionaris van de Verenigde Naties, W. Gibson Parker, de bul in ontvangst. Hoffmann kreeg de bul volgens zijn promotor prof. dr. W.J. Wieringa vanwege zijn inspanningen om het de ontwikkelingslanden mogelijk te maken zichzelf te bedruipen. Dat hij zelf zijn eredoctoraat niet in ontvangst kon nemen, zat Hoffmann niet in de koude kleren. Nog een half jaar na de plechtigheid schreef hij rector magnificus W.F. de Gaay Fortman: ‘One of my great disappointments in the past few months was my inability to be with you, because I knew it would be a memorable occasion.’
[…] De kersverse eredoctor had een lange staat van dienst op het terrein van de economische hulpverlening. Hij was zijn loopbaan na de Tweede Wereldoorlog begonnen met hulp aan de Eerste Wereld als bestuurder van de economische samenwerking. Die functie vormde, zo oordeelde promotor Wieringa, de opmaat voor de veel zwaardere die in de jaren vijftig zou volgen als afgevaardigde bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij de Economische en Sociale Raad.
Wieringa beklemtoonde in zijn toespraak dat Hoffmanns handelen bepaald werd door de norm van bijbelse gerechtigheid, die ook de Vrije Universiteit hoog in het vaandel had staan. Hoewel het begrip niet valt, liep zijn toespraak uit op een pleidooi voor ‘rentmeesterschap’, een begrip dat nadien terug te vinden was bij christen-democraten van diverse pluimage. Wieringa’s toespraak werd in New York ongeveer tezelfdertijd voorgedragen door minister Th. H. Bot van Ontwikkelingssamenwerking.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Paul G. Hoffmann in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.