Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.
‘Beoogd promotor prof. dr. J. Waterink, hoogleraar pedagogiek zag geen probleem, maar moest wel alle moeite doen de senaat van de voordracht van Van Rooy te overtuigen. Diens voorzitterschap van de Broederbond (een vereniging die tot doel had de Afrikaner eenheid en taal te bevorderen) lag de senaat zwaar op de maag. De rechtsgeleerde prof. dr. I.A. Diepenhorst en de theoloog G.C. Berkouwer beschouwden Van Rooy als een steunpilaar van de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek.
Waterink moest alle moeite doen de senaat te overtuigen. In Van Rooy zou het ‘broedervolk’ worden geëerd. Trouwens, zo voegde Waterink er fijntjes aan toe, het jaar daarvoor was het geen bezwaar geweest de rector af te vaardigen naar de universiteit van Potchefstroom, toch het centrum van Afrikaner nationalisme. ‘Waarvoor zijn er nu dan bezwaren tegen nationale figuren?’ De suggestie dat de Broederbond iets uit te staan had met nationaal-socialisme, werd door Waterink fel bestreden. De bond was in 1918 opgericht, dus nog voor Hitler (in 1919) toetrad tot de NSDAP. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Van Rooy lid van een adviescommissie van generaal Smuts, die aan geallieerde zijde vocht – dus wat kon hem verweten worden?
Waterink zette grof geschut in om zijn opponenten te overtuigen. Aan de bezwaren viel af te lezen hoe de ‘Engelse propaganda’ werkte. De Zuid-Afrikaanse regering zou meer per hoofd aan de zwarte bevolking besteden dan de Engelse regering aan haar protectoraten. Berkouwer sputterde nog wat na: hij deelde ‘het optimisme van den heer Waterink aangaande de Kafferpolitiek niet’. Maar het verbale geweld van Waterink miste zijn uitwerking niet: met uiteindelijk algemene stemmen werd het eredoctoraat aan Van Rooy verleend.
Op 20 oktober 1952 sprak Waterink zijn laudatio uit. Daarin waardeerde hij Van Rooy als ‘volksopvoeder’, die, onder meer als voorzitter van de Federatie van Afrikaanse Kultuurverenigingen, het stamverwante Afrikanervolk had opgestoten in de vaart der volkeren. Van Rooy, die aan de VU theologie had gestudeerd, toonde zich dolgelukkig met het eredoctoraat dat hij met trots en blijdschap in ontvangst zei te nemen. Het werd een heel feest, met tal van prominenten, onder wie de burgemeester van Amsterdam, de rector magnificus van de Universiteit van Leiden en natuurlijk van leden van culturele verenigingen en commissies voor de betrekkingen tussen Nederland en Zuid-Afrika. De meesten van hen zullen van de strijd in de senaat niets hebben meegekregen.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Joh. C. van Rooy in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar