Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Geboren als zoon van een landarbeider werkte Algra zich middels zelfstudie op tot onderwijzer, die in zijn vrije tijd akten Geschiedenis en Nederlands behaalde. Algra was al vroeg politiek actief. Nauwelijks twintig jaar oud hield hij in 1916 al een lezing onder de titel ‘Wat betekent de naam Anti-Revolutionair?’ Het was het begin van tal van activiteiten, die Algra in de loop der jaren zou ontplooien. Het zijn er teveel om op te noemen. Zo was er, onder veel meer, zijn bestuurslidmaatschap van de Bond van Jongelingsverenigingen op Gereformeerde Grondslag, waarvoor hij op toogdagen na de Tweede Wereldoorlog (Algra was inmiddels lid van het landelijk bondsbestuur) gloedvolle toespraken hield, vol met strijdbare retoriek over ‘de ijzeren cohorten van Christus’ die paraat stonden om het komende Koninkrijk te dienen. Maar ook als Eerste Kamerlid van de ARP verwierf Algra landelijke faam, vooral nadat hij in de jaren zestig welsprekend een aanklacht formuleerde tegen de schrijver Gerard Kornelis van het Reve, die hij van godslastering betichtte.
Niet zonder trots is in gereformeerde kring gewezen op het respect dat Algra genoot als historicus. Bekend is de anekdote dat Nederlands meest befaamde historicus, Johan Huizinga, in Sint Michielsgestel (waar de Nederlandse elite in oorlogstijd gevangen zat) had genoten van Algra’s voordrachten over het thema ‘De eigen weg van het Nederlandse volk’. Inderdaad was Algra een verdienstelijk historicus. Al moet daarbij wel worden aangetekend dat de met zijn jongere broer Ale Algra geschreven overzichtsgeschiedenis van het Nederlandse volk Dispereert niet en vooral Het wonder van de negentiende eeuw (dat de herleving van het orthodox protestantse geloof beschrijft) niet louter waren bedoeld om het verleden in herinnering te roepen, maar ook om de hedendaagse gelovige te stichten en te sterken.
De meeste bekendheid ontleende Algra aan het Friesch Dagblad, waarvan hij tussen 1935 en 1977 hoofdredacteur was en waarvoor hij dagelijks een hoofdartikel schreef. Het was die journalistiek die de Faculteit sociale wetenschappen ingaf Algra voor te dragen voor een eredoctoraat. Volgens erepromotor E. Diemer, hoogleraar communicatiewetenschap, had Algra ‘uitzonderlijke verdiensten op het gebied van de kommentariërende en opiniërende journalistiek. Vanuit een vrijwel universele belangstelling heeft Algra steeds getracht, zulks met name ten dienst van voorlichting en vorming van het protestants-christelijk volk, de aktuele gebeurtenissen en ontwikkelingen, in het bijzonder maar zeker niet uitsluitend op politiek en maatschappelijk terrein, journalistiek te begeleiden in het licht van een duidelijke visie, gevoed vanuit het evangelie.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Hendrik Algra in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar