Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.
[…] ‘Naar eigen zeggen noteerde hij al op de middelbare school dagelijks de temperatuur. Zijn kennismaking met de professionele meteorologie dateert uit de jaren dertig, toen hij in militaire dienst gelegerd werd in Soesterberg. De HBS-er Bijvoet kon van zijn hobby (nog) geen beroep maken en kwam te werken in een Amsterdamse ijzerwinkel.
Het bloed kroop waar het niet gaan kon: Bijvoet bood zichzelf als vrijwilliger aan bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), waarvoor hij vrijwillig waarnemingen deed. Tijdens de oorlog had hij in Leersum een eigen weerstation. Die ijver betaalde zich op 15 september 1942 uit. Op die dag werd Bijvoet, met voorbijgaan aan academisch gevormde meteorologen, benoemd bij het KNMI. Het instituut werd in september 1944 gesloten. De ondergedoken Bijvoet zat niet stil: hij ontwikkelde een diagram voor gebruik in de weerkamer. Het was de eerste van een serie praktische ontdekkingen, die weersvoorspellingen vergemakkelijkten.
De watersnoodramp in Zeeland in 1953 was een welhaast traumatische gebeurtenis voor Bijvoet. Hij had geprobeerd via de radio een noodkreet te sturen, toen hij zag dat er zwaar weer op komst was. Maar de zender was uit de lucht. Bijvoet ontwikkelde na die tijd een schaal, die hem in staat stelde de wind te voorspellen, in 1965 gevolgd door de zogenaamde Bijvoetmethode voor het signaleren van zware stormen.
In de jaren ’70 kreeg Bijvoet erkenning. In 1970 werd hij ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, vijf jaar later eredoctor aan de Vrije Universiteit. Het eredoctoraat was het hoogtepunt van zijn leven, een erkenning van academische zijde voor de bijzondere gaven en prestaties van deze autodidact. Prof. dr. P. Groen, hoogleraar oceanografie en meteorologie, was op 20 oktober 1975 erepromotor en overhandigde de laureaat de bul.’