Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Literatuur was de in Groningen geboren Krol met de paplepel ingegoten. Omdat zijn vader leraar Nederlands was, kwam er bij de familie Krol veel literatuur over tafel. Die trok hem, maar hij wenste niet in de voetsporen van zijn vader te treden. Krol ging wiskunde studeren in de hoop de ‘universele waarheid aan te treffen’. De literatuur moet hem echter sterk hebben gegrepen, want hij schreef maar liefst vier romans tijdens zijn militaire dienstplicht, die hij echter geen van alle publiceerde. In 1962 verscheen wel zijn debuutroman De rokken van Joy Scheepmaker, dat het verhaal vertelt van de liefde tussen een uit militaire dienst gekomen jongen en een jong meisje, dat gezien haar leeftijd (16) maar net de Lolita-leeftijd ontgroeid was.
Vijf jaar later verscheen Het gemillimeterde hoofd, een collage van korte paragrafen, schema’s, wiskundige formules en illustraties. Critici braken hun hoofd over het boek dat Kees Fens er zelfs toe bracht zijn eigen recensie te omschrijven: ‘Ik zie dit stuk als niet meer dan een poging tot bespreking.’ Dat weerhield hem er niet van het boek te beschouwen als Krols beste werk tot dan toe. Diens faam nam toe na de verschijning van De ziekte van Middleton (1969), waarin Krol aan de hand van de voluptueuze en rondborstige Amerikaanse pin-up girl Margaret Middleton verhaalde van zijn relaties tot vrouwen.
Dat boek komt niet voor in de toelichting op het eredoctoraat. Dat is niet verwonderlijk. Krols schrijverschap werd vooral beloond omdat die ‘literaire kwaliteit paart aan theoretische reflectie en inzichten uit de wetenschappen, waaronder vooral de exacte wetenschappen en de wijsbegeerte.’ Verwezen werd vooral naar werk dat het snijvlak van wetenschap en literatuur raakte. Zoals Krols meest recente roman Rondo Veneziano (2004), waarin de vraag gesteld werd hoe lang de natuurwetenschappen nog dominant kunnen blijven in de cultuur van vandaag. In navolging van de Britse auteur C.P. Snow, die al in 1959 de kloof tussen alfa’s en bèta’s constateerde, werd ook Krol in beslag genomen door deze vraag.
Explosiever was ‘de brandende kwestie’ die Krol in 1990 aansneed in een lezing voor de Stichting Literaire Aktiviteiten Amsterdam: de doodstraf. In een land dat na afloop van de Duitse bezetting nog willekeurig en met grote zelfvoldaanheid zowel kleine als grote oorlogsmisdadigers voor het vuurpeloton had gebracht, bestond na 1960 een verbod op zelfs maar het nadenken over de doodstraf. Krol slechtte dit taboe. Het was alleen aan de nuance van zijn betoog te danken dat hij niet zelf geestelijk doodverklaard werd en vijftien jaar later aan de Vrije Universiteit een eredoctoraat in ontvangst mocht nemen.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Gerrit Krol in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.