Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Bij de Franse historicus kende de senaat geen aarzeling. Emile Léonard was van onverdachte huize. Hij had, na al enige bekendheid te hebben verworven met een beknopte overzichtsgeschiedenis van Normandië, naam gemaakt als historicus van het Franse protestantisme. In 1955 publiceerde Léonard met Le protestant français een gedegen overzicht van dat deel van Frankrijk dat zeker in de zestiende en zeventiende eeuw gebukt ging onder het rooms-katholieke Frankrijk – ofschoon Calvijns wieg in Noord-Frankrijk had gestaan. Dat Léonard meer was dan een historicus van de eigen gezindte bewees hij door nog datzelfde jaar (1955) Remarques sur les “sectes” te publiceren.
Niet alleen religieuze geschiedenis had zijn hart. Ook de krijgsgeschiedenis boeide hem, zo bleek enkele jaren nadat hij was bekroond aan de Vrije Universiteit. In 1958 boog hij zich over de problemen van het leger in de achttiende eeuw. Brede interesse kon Léonard niet worden ontzegd. Nochtans ontving hij het eredoctoraat als historicus van het protestantisme. En dat, terwijl zijn grote werk nog moest volgen. Tussen 1961 en 1964 publiceerde Léonard zijn magnum opus: een driedelige overzichtsgeschiedenis van het protestantisme vanaf de Reformatie tot aan de twintigste eeuw. Toen het af was, mocht de inmiddels 73-jarige Léonard op zijn lauweren rusten.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Émile G. Léonard in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.