Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Ik zou mezelf willen karakteriseren als een levend gelovig mens, die werkt zolang het dag is en probeert antwoord te geven op de vragen die van het leven uit op hem toekomen, daarbij gebruik makend van het hele apparaat dat in de loop van een lang leven te zijnen dienste is gekomen.’ Zo eenvoudig en bescheiden als Cornelis Rijnsdorp (1894-1982) zichzelf hier omschrijft, zo eenvoudig en bescheiden schijnt hij in het dagelijks leven ook te zijn geweest. […]
Rijnsdorp werd in Rotterdam geboren als jongste van zes kinderen in een gereformeerd gezin. Hij bezocht het Uitgebreid Lager Onderwijs (ULO), waarna hij kwam te werken op kantoor – doorgaans het eindstation van iemand met zijn achtergrond. Zo niet voor Rijnsdorp. Als een christelijke variant op Franz Kafka bleef hij het kantoorleven weliswaar altijd trouw, maar gaf hij tevens met groot doorzettingsvermogen vorm aan zijn literaire aspiraties. En al schreef hij geen wereldschokkend proza als Kafka, met zijn romans en kritieken bracht hij de gereformeerde bevolkingsgroep literair bij de tijd – geen geringe verdienste, zo oordeelde de Faculteit der Letteren. Rijnsdorp werd het eredoctoraat toegekend ‘op grond van uitstekende verdiensten op het gebied van de letterkunde, waarbij met name gedacht is aan hetgeen u heeft gedaan voor een verantwoorde voorlichting aan het christelijke publiek in Nederland en aan de vorming ervan op het gebied van de literatuur en, meer algemeen, op dat van de cultuur’.
Promotor prof. dr. G. Kuiper, hoogleraar letterkunde, prees Rijnsdorp als ‘invloedrijk man’, die de kritiek ‘op uiterst zorgvuldige wijze beoefent, elk fenomeen, elke auteur voorzichtig en eerlijk benadert, ten volle recht wil doen, daarbij steeds uw eigen diep-christelijke levensovertuiging in uw oordeel betrekkend, in een toegewijd pogen om ook daarin de weg te volgen die de Heer ons wijst’.
[…] De meest invloedrijke periode van Rijnsdorp begon pas na de uitreiking van het eredoctoraat, met het samengaan van de bladen van het Diemerconcern (waaronder De Rotterdammer) met Trouw. Rijnsdorp schreef vanaf nu niet uitsluitend meer over literatuur maar over alles dat de redactie geschikt voor hem achtte – of dat nu wijsgerige of psychologische werken waren. Al bleef Rijnsdorp buiten protestants-christelijke kring een marginale figuur, binnen de gereformeerde wereld genoot hij grote faam.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor Cornelis Rijnsdorp in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar