Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘Een meerderheid van de senaat stemde in met het eredoctoraat voor de directeur van het interkerkelijke en oecumenisch gerichte Christelijk Instituut, dat onder Beyers Naudé de raciale scheidslijnen in kerk en samenleving ging betwisten. Beyers Naudé, zo luidde de motivering, had de christelijke theologie op drie punten verdiept: hij had de samenleving geconfronteerd met het evangelie. Daarmee streefde hij maatschappelijke verzoening en gerechtigheid na. Ten slotte had hij het ‘rassenvooroordeel’, dat de verschillende kerken in Zuid-Afrika in de greep hield, met succes bestreden. Rector magnificus W.F. de Gaay Fortman had, zo schreef hij, ‘het voorrecht’ het besluit aan de promovendus mee te delen.
Dit vertoon van blijdschap kon niet verhelen dat er in de boezem van de universiteit hevige onvrede leefde over dit eredoctoraat. De toekenning was een dubbeltje op zijn kant geweest: van de 46 uitgebrachte stemmen in de senaat waren er 20 voor de toekenning en 17 tegen, bij 9 stemmen blanco. […]
De promotie werd verricht door prof. dr. G.C. Berkouwer, die in zijn toespraak niet verhulde dat het eredoctoraat in Zuid-Afrika zou kunnen worden uitgelegd als een campagne tegen dat land. Berkouwer beklemtoonde daarom Beyers Naudé oprechte bezinning op het evangelie, dat ieder mens als kind van God beschouwde – om het even welke kleur.
Naudé beschouwde de toekenning als een erkenning van zijn Christelijk Instituut. In zijn dankwoord hield hij een bevlogen oproep tot erkenning van ‘die swartman’, zowel door de samenleving als door de kerk.
Ook lang na de plechtigheid bleef Naudé dankbaar voor het eredoctoraat. In verscheidene brieven aan de rector beschreef hij hoeveel gelukwensen hij van de bevolking had mogen ontvangen.
Niet van de regering, want in 1978 werd hij voor de duur van vijf jaar getroffen door een ‘banning order’. Die hield in dat Beyers Naudé huisarrest kreeg opgelegd en niet meer dan één persoon tegelijk mocht ontmoeten. Het College van Bestuur protesteerde herhaaldelijk tegen deze maatregel, maar deed dat volgens de progressieve fractie in de universiteitsraad niet luidruchtig genoeg. Daarmee werd de Vrije Universiteit echter geen recht gedaan. Rector magnificus H. Verheul, op de hoogte gesteld van de moeilijke financiële situatie van het echtpaar, stelde in een vertrouwelijk schrijven voor de girorekening van de Fiscus van het College van Decanen open te stellen om hen zo te ondersteunen. Eind 1982 kon Beyers Naudé 4200 gulden worden overhandigd. Maar het leed was nog niet geleden: de banning order werd in 1983 voor drie jaar verlengd. Ditmaal duurde de ban slechts kort: al in 1984 werd de maatregel opgeheven.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor C.F. Beyers Naudé in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar.