Fragment uit: ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar
‘In 1949 werd De Maar opgeroepen voor de vervulling van militaire dienstplicht in Nederlands-Indië. Die vervulde hij als assistent in het Tandheelkundig Instituut in Utrecht. In 1954 kwam De Maar te werken als beheerder van de tandheelkundige afdeling van het Utrechts Universiteitsmuseum. Het was die functie, die De Maar van 1954 tot 1977 vervulde, die hem het eredoctoraat aan de Vrije Universiteit opleverde.
Het College van decanen van de Vrije Universiteit formuleerde het op 10 januari in een brief aan De Maar zo: ‘Het eredoctoraat wordt U verleend voor de wijze waarop U erin geslaagd bent een unieke verzameling van tandheelkundig gezien, belangrijke historische voorwerpen bijeen te brengen die een overzicht geeft van de ontwikkeling van de laatste vier eeuwen en die waardevol is voor het onderwijs in alle Subfaculteiten der Tandheelkunde in Nederland.’
Helemaal verrast kan De Maar niet zijn geweest. Voor zijn historische verzameling, voor zijn talrijke artikelen over de geschiedenis van de tandheelkunde en voor zijn vele bestuurlijke activiteiten was hij reeds geëerd in Engeland en Frankrijk. In ons land was hij in 1978 bovendien lid van verdienste geworden van de Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde. Hoe vaak ook gelauwerd, De Maar toonde zich niettemin dankbaar voor het eredoctoraat. Hij was graag bereid enkele dagen na de plechtigheid een lezing te houden over zijn werk te houden.’
Lees de volledige tekst over het eredoctoraat voor F.E.R. de Maar in ‘Het is ons een eer en een genoegen: eredoctoraten aan de Vrije Universiteit sinds 1930’ van Wim Berkelaar