Wat is je achtergrond en hoe ben je gekomen waar je nu bent?
‘Mijn loopbaan is best ongebruikelijk, want ik ben opgeleid als muzikant en heb eerst een aantal jaar op een conservatorium gewerkt. Maar ik wilde meer uitdaging en ben toen de studie Culture, Organization and Management gaan volgen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Onderzoek doen sprak me erg aan, dus een paar jaar later heb ik gesolliciteerd voor een promotietraject en inmiddels werk ik hier al 16 jaar. Ik werk nu als universitair hoofddocent organisatietheorie.’
Waar gaat je onderzoek over?
‘Over de interactie tussen mensen en nieuwe technologie. Mensen passen technologie toe in hun leven en werk. Technologie maakt dingen vaak makkelijker, maar het gaat veel verder. Door nieuwe technologie te gebruiken, veranderen wij als mensen. Denk maar aan je smartphone. Waarschijnlijk pakte je die vanmorgen al op om je berichten te lezen en gebruik je hem de hele dag door. Zonder die smartphone had je dag er heel anders uit gezien.’
Kunstmatige intelligentie is erg in opkomst. Hoe gaan mensen en organisaties daar mee om?
‘Het is aantrekkelijk om kunstmatige intelligentie in te zetten in je leven of op je werk, want je kunt er veel dingen efficiënter mee doen. Maar mensen zien daarbij de risico’s vaak over het hoofd. Het is voor organisaties aanlokkelijk om zelflerende algoritmes los te laten op grote hoeveelheden data om zo beter zicht te krijgen op wat klanten willen of hoe bedrijfsprocessen efficiënter kunnen worden ingericht. Maar die algoritmes zijn ongeschikt om morele, ethische en sociale vraagstukken aan te pakken. Dat laat bijvoorbeeld de toeslagenaffaire zien, waar ik veel onderzoek naar doe.’
‘Organisaties mogen best gebruik maken van zelflerende algoritmes, maar moeten er niet blind op vertrouwen. Toch doen ze dat te vaak. Het is voor organisaties makkelijk om dingen in getallen uit te drukken, want ‘meten is weten’. Algoritmes lijken dan een goede oplossing, want die kunnen goed met getallen overweg. Maar niet alles is uit te drukken in getallen.
Ook maakt het een algoritme niet uit in welk land het wordt gebruikt, ze zijn ‘agnostisch’ voor cultuur. Voor organisaties is het dan gemakkelijk om overal hetzelfde algoritme uit te rollen. Maar voor mensen maakt de omgeving wél uit.
Een derde verklaring voor blind vertrouwen is dat de resultaten van algoritmes, zoals scores of percentages, machtig en overtuigend zijn. Dit klinkt vreemd, want we denken vaak dat wij de baas zijn over technologie. Maar wanneer we worden geconfronteerd met de uitkomst van zo’n geavanceerd rekenmodel, is het heel moeilijk om níet mee te gaan in de logica van het getal.’
Welke les zou je willen delen met je 18-jarige zelf?
‘Dingen zijn zelden zwart-wit en je moet niet te snel oordelen over mensen. Er zijn heel veel verschillende manieren waarop mensen in het leven kunnen staan, wat hun situatie en achtergrond ook is.’
Komt dit denken ook terug in je onderzoek?
‘Zeker! Bijvoorbeeld in mijn onderzoek naar de toeslagenaffaire. Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd en hoeveel leed dit heeft veroorzaakt. Als achttienjarige had ik waarschijnlijk iedereen die betrokken was bij het ontstaan van de toeslagenaffaire snel veroordeeld. Nu denk ik dat mensen vaak handelen vanuit goede bedoelingen, maar dat de uitkomsten toch slecht kunnen zijn. Daarom onderzoek ik wat er precies is gebeurd en waardoor er, ondanks die goede bedoelingen, tóch jarenlang niet is ingegrepen.’