Het Natuurpact bevat drie ambities: behoud van biodiversiteit, vergroting van de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur, en versterken van de relatie tussen economie en natuur. De laatste twee betreffen verbrede ambities en zijn relatief nieuw, waarvoor nog geen duidelijk meetbare einddoelen en algemeen aanvaarde indicatoren voor zijn ontwikkeld. Gezien de nieuwe bestuurlijke context en de verbreedde ambities was er behoefte aan een evaluatieproces dat niet alleen gericht is op verantwoording, maar ook bijdraagt aan het beleidsproces door het faciliteren van leren, het vergroten van reflexiviteit en het faciliteren van uitwisseling tussen provincies en andere actoren in het natuurbeleid. Afgesproken is dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) samen met de Wageningen Universiteit en Research (WUR) deze evaluatie uitvoert, in cycli van drie jaar gedurende de looptijd van het Natuurpact. Samen met het Rijk en provincies heeft het PBL gekozen om een zogenaamde ‘lerende evaluatie’ uit te voeren. Om deze evaluatiemethode te ondersteunen heeft het PBL het Athena Instituut gevraagd betrokken te raken bij het ontwerp en de uitvoering van het evaluatie onderzoek, omwille van onze expertise op het vlak van leerprocessen en reflexieve monitoring in complexe multi-level governance en multi-stakeholder contexten. Al vanaf 2014 zijn onze onderzoekers op verschillende manieren betrokken bij de lerende evaluatie van het Natuurpact (LEN), door zowel de methodiek en theoretische fundering van lerend evalueren te ontwikkelen en door PBL te ondersteunen in het uitvoeren van de lerende evaluatie.
Bijdrage aan het procesontwerp van de Natuurpactevaluatie
Bij de start van zowel de eerste (2014 - 2017) als de tweede cyclus (2017 - 2020) van de lerende evaluatie van Natuurpact hebben we bijgedragen aan de ontwikkeling van de methodiek van lerend evalueren en aan het procesontwerp dat is gehanteerd door het PBL (Van Veen et al., 2016). Om PBL tijdens de uitvoering van de LEN te ondersteunen hielpen we met het faciliteren van interactieve reflectie en het leren door de provincies, de rijksoverheid en maatschappelijke partners. Daarnaast gebruikten we reflexieve monitoring-technieken om regelmatig met het PBL-WUR team interactief te reflecteren op het proces van het uitvoeren van een lerende evaluatie (Verwoerd et al., 2020a).
Evaluatie van de waarde van de Natuurpactevaluatie
Naast het verzorgen van de theoretische onderbouwing en het ondersteunen van de uitvoering van de lerende evaluatie, blijven Athena-onderzoekers betrokken na afronding van de LEN. Zo reviewen zij de LEN en brengen zij de waarde van deze aanpak voor de natuurbeleidspraktijk in kaart. Op basis van onze onderzoeken van de eerste cyclus stelden we vast dat de evaluatie de realisatie van vijf waarden van lerend evalueren ondersteunde: affectieve waarde, netwerkwaarde, cognitieve waarde, instrumentele waarde en strategische waarde. Op basis van deze bevindingen werden aanbevelingen geformuleerd om het procesontwerp van de tweede evaluatiecyclus te informeren (Verwoerd et al., 2017).
Recent, van 2020 tot april 2021, is de impact van de tweede evaluatiecyclus onderzocht. In dit onderzoek constateren we dat ook in deze periode de vijf waarden van lerend evalueren naar voren komen, en laten we zien hoe deze waarden elkaar ondersteunen en versterken. Hiermee wordt duidelijk dat het lerende karakter van de evaluatie een sleutelcomponent is voor de ontstane waarden en impact. Tegelijkertijd concluderen we dat, om de impact te vergroten, de strategische waarde van de evaluatie moet worden vergroot. Met behulp van deze bevindingen, en gezien de context van het Nederlandse natuurbeleid (met aanzienlijke, structurele uitdagingen die verweven zijn in verschillende beleidsdomeinen), zien wij dat het versterken en bestendigen van het lerende karakter van de evaluatie een geschikte manier is om zowel het beleidsleren als -verantwoording – en daarmee de strategische waarde en impact van de evaluatie – te versterken. Om dit te doen, bevelen wij aan om de interactie met een aantal stakeholdergroepen (waaronder bestuurs- en managementlagen van overheden) te versterken, te zorgen voor meer tweede-orde-leren, focus op interne en horizontale verantwoording toe te voegen en kortere feedback loops (een vorm van reflexieve monitoring) tot stand te brengen om reflexiviteit en adaptiviteit van het proces te vergroten (Brouwers et al., 2021).