Welke vraag stel je in je onderzoek?
“Toen we vorig jaar in de coronacrisis terecht kwamen, bleek er al snel een groep het nieuws te wantrouwen. De NOS is nepnieuws bijvoorbeeld, en dat ging maar door. Toen dacht ik: we moeten hiermee aan de slag. Ik wil het snappen. Hoe werkt wantrouwen? Waar zitten de emoties? Wanneer ontstaat het en zijn er ook dieperliggende oorzaken dan de coronacrisis?
Dus we zijn gaan interviewen. Met 120 studenten hebben we inmiddels zo’n 300 diepte-interviews afgenomen. We hebben gekeken naar leeftijd, kleur, politieke affiniteit en religieuze achtergrond.
En wat kwam er uit de interviews?
“Leeftijd heeft een voorspellende waarde. Waar de vijfenveertig plusser uitgaat van vertrouwen in het nieuws, werkt dat bij jongeren anders. Zij vinden het naïef om nieuws te vertrouwen. Ze hebben uit alle media-wijsheidlessen de boodschap opgepikt dat je het nieuws gezond moet wantrouwen. Daarbij hebben ze geleerd op zichzelf te vertrouwen. Als ze iets zeker willen weten checken ze andere nieuwsbronnen. Als die hetzelfde verhaal vertellen, of aanvullende gegevens verstrekken, dan vertrouwen ze het bericht. De oudere groep gaat pas fact-checken als ze zelf ervaren dat het anders zit dan wordt verteld. Als ze te vaak het idee krijgen dat het bericht niet klopt, dan kan gezonde twijfel en kritiek omslaan in wantrouwen. En dan kom je al snel terecht in de falsificatiespiraal, waarin iemand alleen bevestiging zoekt over dat een nieuwsfeit niet klopt.”
Hebben de wantrouwenden dus ongelijk?
“Nee, veel kritiek is gewoon terecht. Ze hebben een punt. Neem een bericht over boeren en stikstofuitstoot. Dan zie je daar op tv beelden bij van een tractor met mestverspreider, die al 20 jaar verboden is. Dan denkt die boer al snel dat er van de stikstofberichtgeving niets klopt.
Het was voor onze studenten ook een eye-opener. Sommigen gingen erin met ‘dat zijn wappies’, maar ze kwamen erachter dat mensen vaak goede argumenten hebben.
Jongeren zijn wat laconieker, maar daar is wel twintig procent ervan overtuigd dat het nieuws niet te vertrouwen is. Dat is nogal wat.”
En dat dus ondanks het onderwijsin media-wijsheid
“We moeten ons gaan afvragen of we die programma’s niet wat moeten bijstellen. Als de boodschap blijft hangen dat je nieuws niet moet vertrouwen, dan is het misschien goed om over een alternatieve boodschap na te denken. Anders leidt het alleen maar tot scepsis, achterdocht en wantrouwen. Als wantrouwen echt fundamenteel wordt, zie je dat het hele families ontwricht. Kinderen die niet meer met hun ouders praten. Vriendenkringen die uit elkaar vallen.”
Is hier genoeg politieke aandacht voor?
“Als je complotdenken aandacht geeft, dan groeit het. Dus ik weet niet of dat de bedoeling moet zijn. Je riskeert dat er meer mensen op YouTube op zoek gaan naar alternatieve verklaringen en zo de fabeltjesfuik inzwemmen.”