In 1879 werd de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht (OVR) opgericht. De Vereeniging was het initiatief van twee juristen, J.A. Fruin (1829-1884) en M.S. Pols (1831-1897), respectievelijk hoogleraar privaatrecht en strafrecht in Utrecht. Volgens artikel 2 van het in 1879 vastgestelde reglement stelde de Vereeniging zich ten doel ‘uit te geven zulke stukken, welke als rechtsbronnen in den ruimsten zin des woords kunnen beschouwd worden, als landrechten, dijkrechten, markenrechten, stedelijke keuren en verordeningen, belangrijke vonnissen en uitspraken, van de vroegste tijden af tot het einde der 16e eeuw.’
De oprichting van de Vereeniging kan niet los worden gezien van de Wet op het Hooger Onderwijs uit 1876, die onderwijs in ‘het oud-vaderlandsche recht en zijne geschiedenis’ verplicht stelde aan alle juridische faculteiten, zij het niet als examenvak. Het aantal leden bedroeg aanvankelijk maar enkele tientallen: 52 bij de oprichting, in 1885 nog maar 43. Lidmaatschap werd meestal gemotiveerd door werkzaamheden in de universitaire wereld.
Vele jaren bracht de Vereeniging tot stand waarvoor zij was opgericht: het uitgeven van bronnen. In 1880 verscheen als eerste Het rechtsboek van Den Briel beschreven in vijf tractaten, door Jan Matthijsen. Daarna volgden met een indrukwekkend tempo vele rechtsbronnen, tot aan de 21e eeuw toe. Eveneens vanaf 1880 gaf de Vereeniging het periodiek Verslagen en Mededeelingen uit, dat in de praktijk voornamelijk gericht was op de studie van het middeleeuwse recht van inheemse oorsprong. In recenter tijd verschenen echter vaker bijdragen die op een latere periode betrekking hadden. Ook de focus van de rechtsbronnen werd geleidelijk verruimd van ‘tot het einde der 16e eeuw’ via ‘de invoering der Fransche wetgeving’ (1811 dus) tot een naoorlogs besluit om in het geheel geen tijdsgrens meer te hanteren.
Het aantal beoefenaren van de rechtsgeschiedenis en leden van de Vereeniging fluctueerde nogal. Telde zij in 1952 164 leden, in 1963 waren het er 328 en 368 in 1975. Feitelijk hadden de leden weinig te zeggen, want nieuwe bestuursleden werden voor onbepaalde tijd door coöptatie benoemd. Daarom was de omzetting van de Vereeniging in een stichting in 1976 een formaliteit. De jaarlijkse bijdragen waren nu afkomstig van ‘contribuanten’, waarvan het aantal nog even toenam tot tegen de 400 in het begin van de jaren tachtig. Maar daarna zette de daling in.
De doelstelling van vereniging en stichting werd gerealiseerd in een aantal series. Vanaf het begin werden bronuitgaven ondergebracht in een serie Werken, en wel een eerste reeks van 1880 tot 1903, een tweede reeks van 1900 tot 1930 en een derde reeks van 1931 tot 1975. De stichting zette de reeks Werken voort vanaf 1977 tot 2005. Daarnaast was er vanaf 1880 de reeks Verslagen en Mededeelingen, die werd gecontinueerd tot het einde van de twintigste eeuw.