Waarom autonomie?
Studentautonomie is één van de zes ontwerpprincipes voor de geneeskunde bachelor VUMED360° en verwijst naar het gevoel van controle en eigenaarschap dat studenten ervaren over hun leerproces. Volgens de zelfdeterminatietheorie draagt dit, samen met competentie en verbondenheid, bij aan intrinsieke motivatie.
Wat hield de pilot in?
Normaal gesproken werken studenten in deze cursus met vaste werkvormen: in de eerste studiegroep brainstormen de studenten over vier casussen en in de tweede studiegroep presenteren de studenten in groepjes van drie studenten deze uitgewerkte casussen. In de pilot kregen vier tutorgroepen een vrijere keuze voor de invulling van de studiegroep. De tutoren werden uitgedaagd om studenten ruimte te geven voor eigen ideeën, zoals interactieve werkvormen, debatten of creatieve presentaties.
Wat vonden studenten?
Uit het interview met twee studenten die aan de pilot hebben deelgenomen bleek dat ze bij aanvang een beperkt beeld hadden van wat autonomie voor hen zou kunnen betekenen. Ze dachten bij autonomie voornamelijk aan het wel of niet gebruik maken van het onderwijsaanbod, zoals aanwezig zijn bij een hoorcollege. Gaandeweg ontdekten ze de waarde ervan voor de inhoud en aanpak. Door de vrijheid om eigen keuzes te maken in werkvormen ervaarden studenten dat ze creatiever konden zijn. “De pilot was leuk en verfrissend. Je mocht het ook ‘gewoon’ op de traditionele manier doen, maar de ruimte voor iets anders maakte het leuker,” aldus een student. Wel benadrukten ze het belang van duidelijke begeleiding en voorbeelden. Autonomie betekent niet dat studenten zomaar alles zelf moeten uitvinden. Studenten gaven aan dat het belangrijk is dat alle keuzemogelijkheden gelijkwaardig zijn en dat duidelijk wordt gecommuniceerd dat het maken van een keuze geen extra werkdruk met zich meebrengt. Juist in het "leren leren" hebben ze behoefte aan ondersteuning, bijvoorbeeld in het omgaan met grote hoeveelheden literatuur of bij het kiezen van een passende werkvorm.
Verschillende effecten
Uit de interviews met tutoren en cursuscoördinatoren blijkt dat de invulling van autonomie per groep sterk varieerde. In één groep werkten studenten in kleinere teams aan de casussen. Dit leidde tot meer betrokkenheid, interactie en een veilige ruimte voor studenten die normaal minder snel het woord nemen. Een andere groep koos voor variatie in presentatievormen, zoals stellingen, dilemma’s en zelfs gedichten. Studenten waardeerden de afwisseling, maar vonden de traditionele methode nog steeds effectief. Bij een derde groep ontstond meer diepgang en dynamiek door casussen te behandelen via debatvormen. Dit stimuleerde kritisch denken en discussievaardigheden. Eén groep besloot niets te veranderen. De druk van andere verplichtingen bleek groter dan de motivatie om iets nieuws te proberen. Naast de vier tutorgroepen die meededen aan de pilot hadden alle studenten in het cohort dit jaar ook de vrije keuze voor een onderwerp in één van de schriftelijke opdrachten. Cursuscoördinatoren zagen dat studenten daarvoor creatieve maatschappelijk relevante onderwerpen kozen.
Wat leren we hiervan?
De pilot maakt duidelijk dat autonomie geen ‘one size fits all’-oplossing is. Sommige studenten floreren bij meer vrijheid, anderen hebben behoefte aan structuur. Essentieel is dat tutoren inspelen op de dynamiek van hun groep en studenten actief begeleiden in het maken van keuzes. De voordelen zijn echter evident: meer variatie, verhoogde betrokkenheid, meer inclusieve werkvormen en een bewuster leerproces. Studenten ontdekten dat leren op meerdere manieren kan en dat daar ook ruimte voor mag zijn binnen het curriculum. Wil studentautonomie echt landen binnen de opleiding, dan is structurele inbedding nodig. Niet als een losstaand experiment, maar als terugkerend principe in meerdere cursussen.