Hebben we allemaal een lichaam met een afwijkende biologische en chronologische leeftijd?
'Je hebt een bepaalde chronologische leeftijd, maar je lichaam kan in werkelijkheid jonger of ouder zijn. Dat ligt aan hoeveel je beweegt, hoeveel je eet en hoe gezond je leeft. We zien dat die leeftijd pas echt uiteenloopt boven de zestig jaar. Zo kan er op die leeftijd veel verschil zitten tussen de hele actieve ouderen, die nog gewoon jong en fit zijn, en de ouderen met meer gezondheidsproblemen. Vanaf je 50e ongeveer, zou je wel echt je best moeten gaan doen om je biologische leeftijd zo laag mogelijk te houden, door genoeg te bewegen en niet te veel te eten.'
Hoe breng je de ‘echte’ leeftijd in kaart?
'Dat kan door fysieke metingen te doen, zoals een fietstest, handkrachtmetingen om te kijken hoe sterk iemands onderarmen zijn, en door iemands vet- en spiermassa te meten. Als we daarvan een beeld hebben, kunnen we vervolgens interventies gaan bedenken en zo de biologische leeftijd optimaliseren. Mocht je zelf benieuwd zijn naar je biologische leeftijd, dan kun je bij ons langskomen tijdens het Déjà VU Festival.'
Kan het ook zijn dat bepaalde lichaamsdelen of organen een andere leeftijd kunnen hebben dan de rest van het lichaam?
'We denken inderdaad dat verschillende organen verschillend kunnen verouderen. Dus dat mensen die roken een heel oude longfunctie hebben en mensen die heel erg dik zijn, meer problemen hebben met hun lever. Maar ook in positieve zin: mensen die minder eten, kunnen een jongere leeftijd hebben qua alvleesklier, waar de darm- of leverfunctie van iemand die veel vet eet, weer schrikbarend slechter kan zijn.'
Eerder deed je onderzoek naar de aanhoudende effecten van long covid op het lichaam. Kunnen we iets zeggen over de biologische leeftijd van deze patiënten?
'We zien dat sommige patiënten met long covid in hun spieren al op 20-jarige leeftijd de fysieke karakteristieken hebben van een 70-jarige. Dat betekent niet dat hun cellen en DNA even oud zijn en dat ze daardoor nog maar een paar jaar te leven hebben, maar dat hun spieren hetzelfde gedrag vertonen. Waar je de gemiddelde persoon zou adviseren om met inspanning de spierkracht te vergroten, zien we dat deze patiënten zich echt slechter gaan voelen door inspanning. Deze ontdekking betekende voor veel patiënten een enorme erkenning, maar we hebben nog een lange weg te gaan om het ook op te lossen.'