‘Running therapie voor mensen met depressie is redelijk bekend, maar bewegen heeft veel meer te bieden voor andere doelgroepen met mentale klachten zoals angst, verslaving of psychose’, legt Minke van de Kamp uit. Van de Kamp is afgestudeerd bewegingswetenschapper. Ze werkt als psychomotorisch therapeut in de ggz en legt daarnaast de laatste hand aan een promotietraject aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Zij richt zich in haar werk en onderzoek op mensen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in bewegen en het welzijn van mensen. Ik heb zelf veel plezier in mijn leven gehad van beweging’, licht Van de Kamp toe. ‘Toen ik tijdens mijn studie kennis maakte met psychomotorische therapie klonk dat gelijk logisch; je stemming wordt ook echt beter van bewegen.’
In haar onderzoek en werk richt de bewegingswetenschapper zich op de relatie tussen trauma en het lichaam. ‘Soms slaan reguliere behandelingen, zoals exposure therapie of EMDR niet aan en kan psychomotorische therapie (PMT) de patiënt helpen’, vertelt Van de Kamp. Bij PTSS-patiënten zit vaak veel spanning in het lijf. Die spanning kan twee kanten op gaan. ‘De spanning kan te hoog oplopen, waarbij patiënten voortdurend op hun hoede zijn en schrikreacties hebben. Maar er kan ook sprake zijn van onderspanning, waarbij de patiënt slap, moe, energieloos of gevoelloos wordt.’
Gaan patiënten dan gelijk hardlopen en krachttraining doen? ‘Nee, zo simpel is het niet,’ legt Van de Kamp uit. ‘Wat voor beweging geschikt is hangt helemaal af van de klachten. Als patiënten zich slap of waardeloos voelen, dan kan een krachtige manier van bewegen, zoals krachttraining of boksen helpen.’ Ze benadrukt dat het voor elke patiënt anders is. ‘Bij veel spanning in het lijf kan bijvoorbeeld yoga, of ademhalingsoefeningen, een betere keuze zijn.’
Het belangrijkste is dat patiënten leren zich meer bewust te worden van hun lichaam, aldus Van de Kamp. ‘Dat je voelt hoe je ademt of waar de spierspanning zit, of waar de emotie in je lichaam voelbaar is. We gebruiken het lijf en beweging om mentaal iets te bereiken.’
Observeren
In haar onderzoek richt Van de Kamp zich op een observatie-instrument dat wordt gebruikt tijdens de psychomotorische therapie. Tijdens vier PMT-activiteiten (een bal overgooien, boksen tegen een boksbal, een ontspanningsoefening en naar iemand toelopen) wordt de patiënt geobserveerd, om daarmee inzicht te krijgen in wat belangrijk is voor de behandeling. ‘Patiënten lukt het soms niet om onder woorden te brengen wat er in hun lichaam gebeurt, maar als je de observaties terugkoppelt aan de patiënt helpt dat ook bij de bewustwording, en wat er nodig is in de behandeling.’
Doseren en volhouden
Beweging kan altijd helpen om je mentaal beter te voelen. Het is daarbij belangrijk de lat niet te hoog te leggen, benadrukt Van de Kamp. ‘Doe liever iets dan niets, als je je wel kan motiveren voor wandelen maar niet voor hardlopen, ga dan lekker wandelen.’
Daarnaast is het belangrijk goed te doseren. Van de Kamp: ‘Of je nou fysiek gezond bent of niet, het is noodzakelijk rustdagen in te plannen. Je wil niet overtrainen en daar weer klachten van krijgen.’ Bij PMT krijg je concrete handvatten om beweging te kunnen volhouden na de therapie.
In de toekomst wil Van de Kamp onderzoek verrichten naar de effecten op lange termijn. Bijvoorbeeld in hoeverre patiënten het bewegen volhouden na hun behandeling, en wat dat betekent voor hun symptomen.
Lees ook: Sportzomer aan de VU.