Als docentopleider zag hij dat activerend onderwijs vaak leidde tot meer voldoening bij docenten en betere leerresultaten bij studenten. Maar toch was dit succes niet overal hetzelfde: “Sommige groepen bleven passief ondanks de inzet van effectieve methodes. Deze wisselende resultaten wekten mijn nieuwsgierigheid op, wat is precies de oorzaak van deze grote verschillen onder studenten? Ik wilde mijn kennis verdiepen om docenten beter te ondersteunen bij het verhogen van studentbetrokkenheid.”
Herkennen van studentenbetrokkenheid
Grijpma vertelt dat het belangrijk is om verder te kijken dan alleen het zichtbare gedrag van studenten, want dit is niet altijd een goede indicator voor betrokkenheid: “Een student die diep zucht en uit het raam staart, kan diep in gedachten zijn over de lesstof, terwijl iemand die ogenschijnlijk oplet, mogelijk juist niet betrokken is. Hetzelfde geldt voor een student die met een mobiel bezig is. Wordt er met vrienden gecommuniceerd, of iets inhoudelijks opgezocht? Het is de intentie achter het gedrag die bepaalt of een student betrokken is of niet, en deze intentie is vaak lastig in te schatten als docent.”
De 3 praktische tips van Grijpma:
- Focus op veranderbare factoren: we ontdekten dat studenten voorafgaand aan een les al beslissen in hoeverre ze actief mee willen doen. Ook al zijn niet alle factoren waarop ze die beslissing nemen beïnvloedbaar door de docent, zoals het tijdstip van de les. Maar sommige factoren zijn dat wel, bijvoorbeeld studenten de relevantie van de studiestof laten inzien. Focus op die veranderbare factoren om al je studenten met een betrokken houding de collegezaal in te krijgen.
- Maak gebruik van het patroon wat we ontdekten: we zagen dat studenten die gestimuleerd werden om actief deel te nemen, steeds meer betrokken werden. En andersom: studenten die afhaakten, werden steeds passiever. Observeer daarom de studenten en stimuleer ze op het juiste moment. Gebruik hierbij drie mogelijke ingangen: het denken (stel prikkelende en uitdagende vragen), het voelen (zorg voor een positieve en veilige sfeer waarin studenten zich vrij voelen zichzelf te zijn), en het doen (laat ze bv. een casus voorlezen). Deze ingangen bevorderen een positieve ontwikkeling van participatie en betrokkenheid, die op elk moment en in elke les kan worden beïnvloed.
- Stel open vragen en gebruik uitnodigende interventies: het is moeilijk om de betrokkenheid van je studenten accuraat en objectief te herkennen, omdat hetzelfde gedrag verschillende betekenissen kan hebben. Stel open vragen om de intenties van je studenten te begrijpen en hun betrokkenheid te stimuleren. Vermijd aannames en wees dus uitnodigend in je reacties naar je studenten toe: “Ik zie je naar buiten staren, wat gaat er in je om?” of “Ik zie je typen, wat vind jij nu belangrijk om te noteren?” Dit voorkomt dat studenten zich niet begrepen voelen, voorkomt een negatieve spiraal en helpt hen actief betrokken te blijven!