Binnen de Vrije Universiteit Amsterdam en het Amsterdam UMC wordt biologisch en medisch onderzoek gedaan door middel van vele technieken. Het gaat bijvoorbeeld om onderzoek naar de werking van de hersenen of het immuunsysteem of naar ziektes zoals kanker of multiple sclerose. Voor veel aandoeningen zijn nog geen geschikte, succesvolle behandelmethoden bekend, of zijn de behandelingen niet bij alle patiënten effectief. Als we als maatschappij ook voor die aandoeningen (betere) behandelingen willen vinden is verder onderzoek essentieel. Naast experimenten met cel- en kunstmatige weefselkweektechnieken, big data en computersimulaties worden ook dierproeven gebruikt. Daarnaast worden dierproeven ook gebruikt binnen het onderwijs
Het gebruik van proefdieren vindt alleen plaats als er absoluut geen andere mogelijkheid is. De noodzaak van het onderzoek moet duidelijk zijn, er is sprake van duidelijke belangenafweging, er wordt voldaan aan strenge wettelijke eisen (zie hieronder) en de 3 V’s van vervanging, vermindering en verfijning zijn meegenomen in de opzet van de dierproef en waar mogelijk toegepast. Daarnaast is toezicht en begeleiding door een Instantie voor dierenwelzijn.
Strenge wettelijke regels
Voor ieder onderzoeksproject waarbij dierproeven worden gedaan moet een vergunning worden verleend door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). De CCD vraagt daarbij advies aan een gespecialiseerde adviescommissie, de Dierexperimentencommissie (DEC). De DEC toetst of het belang van het onderzoek opweegt tegen het gebruik van de proefdieren en hun ongerief.
Bij de belangenafweging maken de CCD en de DEC onderscheid tussen wetenschappelijke en maatschappelijke belangen:
- Bij wetenschappelijke belangen valt te denken aan hoe de informatie die met de dierproef wordt verzameld kan bijdragen aan de verdere groei van belangrijke kennis.
- maatschappelijke belangen valt te denken aan de baat die de samenleving heeft bij de uitkomsten van de dierproef. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als een dierproef een stap vormt op de weg die leidt tot de ontwikkeling van een nieuw medicijn of een nieuwe therapie.