Voor professor Gerdien Bertram-Troost, hoogleraar Onderwijs in levensbeschouwelijk en pedagogisch perspectief bij FTR en betrokken bij onderwijs bij Pedagogische Wetenschappen FGB, is duidelijk dat als je ruimte wilt maken voor de menswording – een kernbegrip in haar oratie uit 2022 - van leerlingen dit in alle lagen van de school consequenties dient te hebben. Daarom begeleidde ze in de afgelopen jaren vanuit haar leerstoel de studie naar het ambacht van de schoolbestuurder van Dick den Bakker. De studie van Den Bakker resulteerde in een uitvoerige publicatie die centraal stond op het symposium dat op 28 juni j.l op de VU gehouden werd. Het symposium, georganiseerd door het VU Expertisecentrum voor Religie & Samenleving, werd mede mogelijk gemaakt door LEARN! en geopend door professor Frank van der Duijn Schouten, decaan faculteit FTR a.i., die pleit voor een herwaardering van het begrip ‘school’: het gaat om kennisoverdracht én menswording. Onderwijsbestuur dient erop gericht te zijn dat mogelijk te maken.
Vijf kernbegrippen
Als aftrap deelt Den Bakker een aantal hoofdbevindingen van zijn studie. In vogelvlucht beschrijft hij allereerst het literatuuronderzoek dat hij deed ter onderbouwing van zijn radicaal ander perspectief op schoolbesturen. Vanuit zijn studie komt hij tot een vijftal kernbegrippen die de persoon, de rol en de context van de bestuurder weergeven: ambacht, bescheidenheid, liefde, niet-maakbaarheid en gemeenschapszin. In de uitvoerige gesprekken die Den Bakker in het tweede deel van zijn studie had met schoolbestuurders blijken deze begrippen te resoneren. Het huidige discours van maakbaarheid, met als gevolg de grote mate van controle en beheersing, wordt door velen als belemmering ervaren. Er zou meer pedagogisch en menselijk bestuurd dienen te worden.
Reflecties
Professor Siebren Miedema, hoogleraar emeritus Algemene pedagogiek en godsdienstpedagogiek bij FGB en FRT, reageert tijdens de conferentie als eerste en onderschrijft de bepleite pedagogisch-levensbeschouwelijke congruentie van alle bij de school betrokkenen. Hij vindt dat een radicale paradigmawisseling nodig is om dit te laten slagen en pleit daarom voor het oprichten van een Maatschappelijke Pedagogische Raad.
Vervolgens vraagt professor Melanie Ehren, hoogleraar Educational governance bij FGB, zich af wat de meerwaarde van schoolbesturen is of kan zijn. Zij ziet deze vooral in het mobiliseren van de collectieve capaciteit van de diverse schoolbesturen om de bestaande problemen, zoals het lerarentekort, tegen te gaan. Ze merkt hoe autonome schoolbesturen, die zich vooral inzetten voor het eigen belang, ter discussie komen te staan.
Professor Renée van Schoonhoven, hoogleraar Onderwijsrecht bij Faculteit der Rechtsgeleerdheid, is nagegaan hoe de Inspectie van het Onderwijs op dit moment aan scholen herstelopdrachten voor het burgerschapsonderwijs geeft. Haar conclusie is dat rechtmatigheid vaak ontbreekt en dat het leidt tot vergroting van de door Den Bakker benoemde verstikkende deken die over het onderwijs ligt.
Intermezzo
Als onderbreking van de mooie bijdragen kwamen diverse schoolbestuurders aan het woord. Interviews met hen zijn in het boek van Den Bakker opgenomen. Uit de korte gesprekjes komt duidelijk naar voren hoezeer de menselijke kant, die het ambacht van de schoolbestuurder invult, een rol speelt bij besturen. Daarom zou dit meer leidend dienen te zijn in de wijze waarop we naar bestuurders kijken en hen beoordelen.
Vervolg reflecties
Dr. Martijn Nolen, directeur Bestuur en beleid bij CVO te Rotterdam, en onderwijsjurist, vervolgt door aan te geven dat het begrip ‘bestuur’ als het bevoegd gezag van een onderwijsorganisatie te veel verworden is tot een synoniem voor de persoon van de bestuurder. Deze vereenzelviging leidt af van de verantwoordelijkheid van het collectief en van de leraren/docenten. Het is dan ook hoog tijd dat bestuurders gezamenlijk richtinggevend gaan worden voor de invulling van hun rol en hun eigen beroepsbeeld opstellen.
Dr. Henk den Uijl, co-decaan, onderzoeker en docent aan de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) te Den Haag, laat aan de hand van het denken van Machiavelli zien dat dit alles vraagt om bestuurders die afwisselend softie dan wel patser kunnen zijn. Natuurlijk zijn bescheidenheid en kwetsbaarheid waardevol, maar soms zal het nodig zijn als bestuurder iemand te ontslaan of op je strepen te gaan staan. In het besef dat iets laten bestaan dat niet goed is, het realiseren van goed onderwijs uiteindelijk zal ondermijnen.
Afronding
Tijdens het panelgesprek blijkt dat de diverse sprekers vanuit verschillende invalshoeken onderschrijven dat het nodig is om radicaal anders naar schoolbesturen te kijken. Daarvoor is het belangrijk niet alleen naar anderen te wijzen, maar in solidariteit met elkaar aan dit andere perspectief invulling te geven.
Hoogleraar Erik Borgman, hoogleraar Publieke Theologie bij Tilburg University, schets in zijn afsluiting van de conferentie dat er in het onderwijs een grote verlegenheid is als het gaat om de vraag wat precies ’goed onderwijs’ is. Goed onderwijs heeft voor Borgman alles te maken met het echt kijken naar de mensen in het onderwijs. Verwijzend naar het ambacht van de klompenmaker, waarmee Den Bakker zijn boek begint, stelt Borgman de indringende vraag of we in onderwijs wel echt ‘werken met het hout dat ons gegeven wordt?’ Zien we de kinderen en jongeren om wie het in onderwijs ten diepste te doen is wel echt? Wat vragen zij van ons? Als dit de leidende vraag wordt in onderwijs, zal ook onderwijsbestuur fundamenteel veranderen.
De door Den Bakker aangereikte kernbegrippen, bevindingen en aanbevelingen geven samen met de uitwisselingen op het symposium waardevolle aanzetten om (de toekomst van) onderwijsbestuur met het oog op de vorming van kinderen en jongeren verder te doordenken.