Onderwijs Onderzoek Actueel Over de VU EN
Login als
Studiekiezer Student Medewerker
Bachelor Master VU for Professionals
HOVO Amsterdam VU-NT2 VU Amsterdam Summer School Honoursprogramma Universitaire lerarenopleiding
Promoveren aan de VU Uitgelicht onderzoek Prijzen en onderscheidingen
Onderzoeksinstituten Onze wetenschappers Research Impact Support Portal Impact maken
Nieuws Agenda Vrouwen aan de top
Israël en Palestijnse gebieden Cultuur op de campus
Praktische informatie VU en innovatiedistrict Zuidas Missie en Kernwaarden
Organisatie Samenwerking Alumni Universiteitsbibliotheek Werken bij de VU
Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Barbara Braams over impact en valorisatie als onderzoeker

Dr. Barbara Braams is lid van de Impact Board van de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen (IB-FGB). Aan de hand van een aantal vragen vertelt zij in dit interview over haar rol binnen de faculteit als onderzoeker, haar rol binnen de Impact Board FGB en haar visie op impact- en valorisatie-activiteiten.

Jouw onderzoek is maatschappelijk zeer relevant. Waar gaat jouw onderzoek over?

In mijn onderzoek richt ik me op de ontwikkeling van jongeren. Waarom werken hersenen van jongeren anders dan bij kinderen en bij volwassenen? Hoe verloopt de ontwikkeling van het (puber)brein, hoe kijken jongeren naar de wereld, en hoe maken ze hun afwegingen, over bijvoorbeeld te hard autorijden, coma-zuipen of crimineel gedrag?
Wat ik doe in mijn onderzoek is kijken naar de verschillende factoren die belangrijk zijn voor bepaald gedrag en hoe verschillen die factoren bij jongeren en volwassenen? In mijn PhD-onderzoek heb ik gekeken naar de factoren binnen de jongeren (hoe oud is iemand etc), de invloed van de puberteit en van puberteitshormonen zoals testosteron en oestrogeen, persoonlijkheid en hersenontwikkeling. Een van de belangrijkste resultaten uit mijn PhD-onderzoek is dat het beloningscentrum (dit is een gebied diep in de hersenen dat actief wordt als je een beloning krijgt) bij jongeren actiever was dan bij kinderen en volwassenen. Die activiteit hangt samen met hoeveel risico een jongere neemt in het echte leven, bijvoorbeeld hoeveel ze drinken als ze een avondje uit gaan.

Veel problemen (bijvoorbeeld veel drinken) ontstaan niet bij het individu, maar uit sociale processen. Er is veel meer risico op auto-ongelukken als jongeren samen in de auto zitten. Dit weten we, dit zien we in empirisch onderzoek, CBS-cijfers en in de statistieken van bijvoorbeeld een ziekenhuis. In mijn post-doc onderzoek heb ik gekeken naar de psychosociale invloed, welke soorten sociale invloed zijn er, en welk effect hebben deze verschillende soorten of jongeren meer of minder risico gaan nemen?


Wat heeft jouw onderzoek met de Veni-beurs opgeleverd?

Ik ben vier jaar geleden naar de VU gekomen met een Veni-subsidie, nu doe ik onderzoek naar de dingen die we in het lab zien en hoe dat samenhangt met de zaken die we in de maatschappij zien. Met andere woorden: zijn de jongeren die in het lab veel risico nemen ook de jongeren die in de maatschappij veel risico nemen?

Als we dit bekijken in het kader van impact: als we beleid willen aanpassen of het gedrag van jongeren bijsturen, dan moet je weten dat de uitkomsten van een labonderzoek dezelfde processen laten zien als het gedrag van jongeren in de maatschappij. Wat is de samenhang? Welke taken zijn voorspellend voor wat jongeren in het echte leven doen? En welke zijn minder goed voorspellend, maar wel in de lab-situatie waardevol?

Met een Veni-subsidie, een persoonlijke beurs, kunnen jonge onderzoekers onderzoek doen in een lijn die je zelf uitzet. Dit geeft veel onafhankelijkheid om je eigen onderzoekslijn op te zetten. Inmiddels heb ik een vaste aanstelling bij de VU gekregen, en ben ik doorgegroeid op de afdeling. Ik heb nu ook andere financieringen binnengehaald.


Welke impact heeft jouw onderzoek naar sociaal positieve risico’?

Ik heb, samen met een PhD-student, een nieuwe lijn van onderzoek opgestart om te kijken naar andere vormen van risicogedrag. We focussen vaak op negatief risicogedrag (autorijden, alcoholgebruik). Maar jongeren staken ook voor het klimaat, dat is ook risicovol. Wie zijn dan de jongeren die sociaal positieve risico's nemen? Die bijvoorbeeld een nieuw vak volgen of een cursus volgen? Wat onderscheidt de jongeren die de negatieve kant opgaan, en jongeren die de positieve of pro-sociale kant opgaan?

Over het pro-sociale risicogedrag (waarom kom je voor iemand op? waarom vraag je iemand mee uit? waarom schiet je iemand te hulp die is gevallen? waarom leen je je scooter uit aan iemand die het echt nodig heeft, met het gevaar dat er een kras op komt?) weten we nog heel weinig, daar is weinig focus op geweest.

Ikzelf vind het belangrijk om het idee 'de jeugd van tegenwoordig' en 'jongeren maken onbezonnen beslissingen' om te buigen en te nuanceren. Ik wil graag de boodschap uitdragen 'jongeren zijn geen mini-volwassenen, dus moeten we ze ook niet op die manier benaderen. Ze hebben echt andere belangen, andere zaken die zij belangrijk vinden (sociaal, vrienden, wie ben ik in de groep) en nemen zodoende ook beslissingen die vanuit het perspectief van een volwassene gezien misschien niet heel handig zijn. Jongeren weten dat roken niet goed voor ze is, maar het werd vroeger gezien als stoer. Ze maken dan een afweging wat is belangrijk voor mijn sociale positie in de groep versus ik weet dat het ongezond is. Voor een jongere is die sociale positie veel belangrijker. Voor een volwassene is gezondheid een belangrijke afweging. Dus als je vanuit een volwassen perspectief kijkt naar zo'n beslissing, lijkt het onbegrijpelijk. Voor een jongere it makes sense.


Wie ben jij als onderzoeker?

Ik ben ontwikkelingspsycholoog, en ik focus met name op jongeren binnen mijn onderzoek, maar ook op kinderen. Ik vind het heel leuk om over wetenschap te communiceren, met name naar kinderen, omdat ze zoveel interesses hebben en zo nieuwsgierig zijn vanuit zichzelf. Kinderen zitten vol met vragen.


Je hebt een project wetenschapscommunicatie opgezet voor kinderen, wat uitmondde in een theatervoorstelling, vertel!

De kinderen gaan allereerst aan de slag met een lespakket van vier verschillende lessen. In les 1 leren ze 'hoe stel je een goede vraag', bijvoorbeeld een goede vraag heeft geen mening, en het is geen gesloten vraag. Les 2 gaat over Hoe vind en beoordeel je informatie? Het is gericht op kinderen vanaf een jaar of 10. Op die leeftijd krijgen ze vaak een eigen mobiele telefoon, met toegang tot het internet, zonder dat hun ouders precies weten wat ze allemaal zien. Het is belangrijk voor de kinderen om de informatie te kunnen beoordelen. Wat is een bron? Heeft iemand er baat bij als jij gelooft in de boodschap van iemand? (bijvoorbeeld bij reclame, of berichten van influencers) Of is iemand een expert en weten we dat dankzij verschillende bronnen en verschillende waarden. De derde les gaat over experimenteren: hoe maak je zelf informatie als je het antwoord op je vraag niet kunt vinden? De vierde les gaat over presenteren: hoe breng je de informatie (het antwoord op jouw vraag) naar buiten? Het is een korte wetenschappelijke cyclus, die doen de kinderen met hun eigen docent in de klas.

Als ze dat gedaan hebben komen ze naar de Hoe?Zo!Show, dat is een theatershow, waarbij vier jonge wetenschappers met diverse achtergronden (van sociologie tot technische wiskunde) op het podium staan. De presentator haalt vragen op uit het publiek. De kinderen weten vooraf niet wie een vraag mag stellen, en de promovendi weten niet welke vraag er komt, dat maakt het heel spannend voor iedereen. De promovendi moeten in 2 blokjes van 10 minuten in totaal 6 vragen beantwoorden, en ze moeten het antwoord uitbeelden met behulp van attributen. Het publiek beoordeelt of het antwoord goed genoeg uitgelegd is. Ze moeten minimaal 5 vragen goed genoeg beantwoorden, Als het de wetenschappers wel lukt om 5 vragen goed te beantwoorden, krijgen ze een enorm applaus van de kinderen.  anders moeten ze een dansje doen.

Bij dit project snijdt het mes aan twee kanten. Enerzijds trainen we jonge wetenschappers in wetenschapscommunicatie en krijgen zij meer podiumervaring. Bij beursaanvragen en voor wetenschappelijke posities is het belangrijk dat ze hier ervaring mee hebben, maar er bestaat geen opleiding of les in wetenschapscommunicatie. In de training leren we ze hoe je lastige concepten overbrengt naar kinderen, hoe houd je hun aandacht erbij, hoe zorg je dat hun nieuwsgierigheid bewaard blijft? Immers, zodra je een vraag volledig hebt beantwoord, is de magie van de vraag weg. Hoe kun je juist die nieuwsgierigheid blijven prikkelen en ervoor zorgen dat kinderen zelf aan de slag gaan met vragen? Hoe kun je je eigen onderzoek presenteren?

Anderzijds: voor de kinderen is het een spannende theatershow waar van alles gebeurt (de presentator steekt zijn hand in de fik, er vliegen marshmallows door de zaal) en voor de kinderen is het leuk om echte wetenschappers op het podium te zien.


Waarom heb je gekozen voor deze vorm?

De kinderen van nu zijn de generatie van de toekomst. Je kunt kinderen veel interesse voor de wetenschap bijbrengen. Op de basisschool zitten alle kinderen door elkaar in de klas. Veel wetenschapscommunicatie-initiatieven op een middelbare school zijn vaak gericht op VWO. Terwijl: wetenschap is belangrijk voor iedereen. Iedereen heeft te maken met wetenschappelijke uitkomsten en het is ook belangrijk dat je weet hoe verschillende onderzoeken tot stand komen. Hoe komt het bijvoorbeeld dat we aan het begin van de coronacrisis dit zeiden over vaccinatie en ventilatie, en dat het een aantal maanden iets anders is. Hoe komt dat? Dat is belangrijk om die kinderen alvast bij te brengen, en dan alle kinderen. Want iedereen heeft daarmee te maken. Als je begrijpt hoe wetenschap werkt, dan weet je ook dat er onzekerheid in die onderzoeken zit, en dat dat erbij hoort. Vandaar dat we op de basisschool iedereen willen bereiken, ook als je zelf geen onderzoek gaat doen, om inzicht te krijgen in dat proces. Dit is een mooi voorbeeld van impact richting kinderen. En daarmee het vertrouwen in de wetenschap vergroten. In een vorm die leuk is.


Voor elk type wetenschap is het interessant om in alternatieve vorm te presenteren?

In principe kan elk onderwerp geschikt gemaakt worden voor kinderen. Kinderen kunnen heel goed lastige concepten aan, als je het op een goede manier uitlegt. Als je bijvoorbeeld een voorbeeld gebruikt, of een moeilijke term even uitlegt, dan kunnen kinderen heel veel informatie opnemen en verwerken. Inhoudelijk kun je elk onderzoek vertalen naar iets wat een kind kan begrijpen.

Wat wij doen is PhD-studenten een opstapje te geven. Er is niet een opleiding voor impact. Overigens denk ik dat deelname aan de Hoe?Zo!Show niet elke PhD-student zal aanspreken. En dat hoeft ook niet. Niet iedereen hoeft op een podium te staan, er zijn heel veel verschillende manieren om je stakeholders te bereiken.


Werden wetenschappers geselecteerd voor deelname aan de Hoe?Zo!Show?

Er is beperkte capaciteit, dus er is een selectie aan voorafgegaan. We kunnen voor dit landelijk project maar 15 promovendi per jaar opleiden. Zij komen uit verschillende universiteiten. Ik heb veel mensen gesproken. Het is voor hen een flinke tijdsinvestering, 2 dagen training en 3 dagen om naar de theaters te gaan, dus niet voor iedereen mogelijk. Het is deels zelfselectie, en we hebben kandidaten geselecteerd. We willen een zo divers mogelijke groep met verschillende achtergronden.


Waarom vind je het belangrijk meer te doen dan enkel academische papers te schrijven?

In mijn vakgebied werk ik met jongeren. Als het over hen gaat (bijvoorbeeld over beleid) hebben jongeren vaak geen plek aan tafel waardoor er minder naar hen wordt geluisterd. Ik denk dat ik vanuit mijn wetenschappelijke expertise een lans kan breken voor jongeren, en kan aangeven wat belangrijk is. Zo kunnen we jongeren helpen met een goede start. Ik denk dat wetenschappers hier een belangrijke rol in hebben, zeker voor een groep die vanuit zichzelf niet goed gehoord wordt. Ik zie dat als een belangrijke verantwoordelijkheid vanuit de universiteit en vanuit mezelf.


Wie heeft jou geïnspireerd?

Mijn promotor Eveline Crone: zij is voor mij echt een rolmodel, zowel op wetenschappelijk gebied als op het gebied van wetenschapscommunicatie. Zij heeft altijd de media opgezocht, interviews gegeven, jongeren een stem geven en het boek ‘Het puberende brein’ geschreven om meer begrip te genereren voor jongeren en de unieke levensfase van de adolescentie. Tijdens mijn PhD heb ik aan Eveline aangegeven dat ik graag wetenschapscommunicatie wilde doen. Zij heeft me enorm geholpen om daarmee te starten. Ze kreeg veel interviewverzoeken, maar kon niet altijd alle interviews zelf geven, soms kon ik dan een van die interviews doen. Ik heb veel van haar geleerd, (wat zeg je wel of niet in interviews? wat is wel of niet handig?) en veel goede adviezen en mogelijkheden gekregen via haar netwerk.

Wetenschapscommunicatie is in het begin lastig, het maken van je eigen sneeuwbal kost tijd en aandacht. En dan opeens heb je momentum, sta je in de goede kaartenbak en word je vaak gebeld door journalisten. Dat komt omdat ik al in de kranten heb gestaan, beetje kip-ei-verhaal. Het is moeilijk om in de krant te komen met je boodschap als de mensen je niet kennen.


Wat leer je van impact-activiteiten wat je niet in de puur academische wereld leert?

Ik haal inhoudelijke inspiratie uit bijvoorbeeld de vragen die mensen mij stellen na een lezing waar ikzelf nog niet aan had gedacht. Het Veni-onderzoek, de connectie tussen maatschappij- en labonderzoek, is gedreven door vragen die mensen stelden. Hoe zit het dan in de echte wereld? Waarom nemen jongeren deze beslissingen? Ik krijg inhoudelijk inspiratie door hoe andere mensen nadenken over mijn onderzoek.

Aan de andere kant leer ik veel skills, zoals presenteren, je onderzoek op een begrijpelijke manier overbrengen, en mensen enthousiast krijgen voor je onderzoek. Dit laatste is een belangrijke vaardigheid voor een beursinterview. Zo'n commissie is geïnteresseerd in wat je doet, maar moet je enthousiast krijgen voor je onderzoek. Dat is goed vergelijkbaar met je boodschap overbrengen op een algemeen publiek, het vraagt dezelfde type skills. Als academicus zit je vooral op je eigen vierkante millimeter, en ben je zelf heel enthousiast. Uitzoomen naar grotere vragen 'Wat heb je aan je onderzoek? Wat kun je ermee?’ zorgt ervoor dat anderen ook enthousiast worden voor jouw onderzoek.

Soms moet je de conclusie en de boodschap iets versimpelen. Het hoeft dan niet onwaar te zijn, het gaat om de manier zodat een ander het begrijpt. Wetenschappers zijn soms bescheiden omdat ze weten wat ze nog niet zeker weten. Op een gegeven moment moet je ook de conclusie durven trekken.


Wat zou je nog graag willen bereiken op het gebied van impact?

Ik focus me binnen de Impact Board vooral op wetenschapscommunicatie. Anderen zijn meer bezig met valorisatie, zoals starthubs en het opzetten van een bedrijf voor een bepaald product. Wetenschapscommunicatie wordt vaak nog gezien als iets dat je erbij doet of als iets waar je voor gevraagd moet worden, bijvoorbeeld in het geval van een lezing of een interview. Ik denk dat we een slag kunnen maken in wetenschapscommunicatie door ons actiever te mengen in het debat. Beslissingen over beleid worden gemaakt op basis van beschikbare kennis. Vaak hebben wetenschappers veel kennis over die onderwerpen en we kunnen die kennis actief beschikbaar maken door bijvoorbeeld een opiniestuk te schrijven of door deel te nemen aan een commissie.


Hoe zou je je collega’s kunnen helpen die ook impact willen maken? Of collega’s die aan het begin staan van een soortgelijk traject?

Er zijn veel verschillende manieren om aan wetenschapscommunicatie te doen. Als je wilt starten kun je bijvoorbeeld denken aan een Twitter-account of aan het schrijven van blogs. Als je graag meer wilt doen in de media is het belangrijk om eerst gezien en gevonden te worden door journalisten. Zie je iets waar je expertise over hebt, zet het op Twitter en bedenk wie je kunt taggen in je tweet. De VU biedt ook mediatrainingen aan en onze faculteit heeft een persvoorlichter. Neem een keer contact op met deze mensen zodat zij weten dat je expertise hebt over een bepaald onderwerp en dat ze je kunnen vragen om een interview te doen als zij een verzoek krijgen.

Persoonlijk profiel

Barbara Braams is een cognitief neurowetenschapper. Haar onderzoek richt zich op neurocognitieve ontwikkeling en besluitvorming bij adolescenten. Zij is vooral geïnteresseerd in (real life) risicogedrag en sociale invloed op risicogedrag.

‘In mijn werk maak ik gebruik van een multi-methodische benadering waarin ik neurale metingen, hormoonbeoordelingen, gedragstaken en dagelijkse dagboekmetingen combineer als real-life assessments van gedrag. In verschillende onderzoeksprojecten onderzoek ik de factoren die samenhangen met een toename van risicovolle beslissingen in de adolescentie en welke individuen bijzonder kwetsbaar zijn voor nadelige gevolgen van overmatig risicogedrag.

Uiteindelijk zal mijn werk bijdragen tot een beter begrip van de adolescentie en kan het informatie verschaffen over bredere manieren waarop we de ontwikkeling van adolescenten kunnen ondersteunen of ingrijpen om hen op het best mogelijke traject naar onafhankelijkheid te krijgen.’

Direct naar

Homepage Cultuur op de campus Sportcentrum VU Dashboard

Studie

Academische jaarkalender Studiegids Rooster Canvas

Uitgelicht

Doneer aan het VUfonds VU Magazine Ad Valvas Digitale toegankelijkheid

Over de VU

Contact en route Werken bij de VU Faculteiten Diensten
Privacy Disclaimer Veiligheid Webcolofon Cookies Webarchief

Copyright © 2025 - Vrije Universiteit Amsterdam