Kinderen van ouders met een verstandelijke beperking komen vaker in aanraking met jeugdbescherming dan andere kinderen. Ze worden op jongere leeftijd aangemeld, blijven langer in zorg en worden vaker uit huis geplaatst. Hoe komt dat? Waarin verschillen hun trajecten van die van andere gezinnen? En welke factoren spelen hierbij een rol? Universitair docent Ontwikkelingspedagogiek Lianne Bakkum gaat dit met haar Veni-toekenning onderzoeken.
"We weten dat ouders met een verstandelijke beperking vaker te maken hebben met omstandigheden die van invloed kunnen zijn op hun opvoedvaardigheden, zoals verminderde toegang tot zorg, en mentale of fysieke gezondheidsproblemen. Tegelijkertijd is er variatie tussen gezinnen in jeugdbescherming: niet ieder traject verloopt hetzelfde, en binnen elk gezin spelen mogelijk andere risico- en beschermende factoren. Ik wil die verschillen begrijpen."
Verstandelijke beperking en Nederlandse jeugdbescherming
Bakkum onderzoekt hoe gezinnen met en zonder ouders met een verstandelijke beperking zich bewegen binnen de Nederlandse jeugdbescherming. Zij gebruikt daarvoor landelijke administratieve gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek over jeugdbescherming en jeugdzorg, gekoppeld aan gezondheidszorgdata uit de eerstelijnszorg (van het Nivel). Deze combinatie maakt het mogelijk om over een periode van 8 jaar te analyseren hoe factoren zoals mentale en fysieke gezondheid, en toegang tot zorg, samenhangen met verschillende routes en uitkomsten in het jeugdzorgsysteem.
"Door geavanceerde analysemethoden uit andere vakgebieden toe te passen – sequentienanalayse en competing risks modelling – breng ik in kaart welke trajecten gezinnen volgen, hoe risico’s met elkaar samenhangen en zich opstapelen, en wanneer de kans op ingrijpende maatregelen – zoals uithuisplaatsing en beëindiging van het ouderlijk gezag – groter wordt. De resultaten bieden inzicht in kritieke momenten waarop gerichte ondersteuning het meeste effect kan hebben," aldus Bakkum.
Samen met ouders, hulpverleners en beleidsmakers uit de jeugdzorg onderzoekt Bakkum vervolgens welke van deze factoren beïnvloedbaar zijn. Op basis daarvan ontwikkelen zij aanbevelingen voor beleid en praktijk. Zo levert het project concrete handvatten om beter passende ondersteuning te bieden aan gezinnen waarin een of beide ouders een verstandelijke beperking heeft.
Bakkum reageerde enthousiast op het goede nieuws: "Toen ik inlogde in het systeem van NWO ontdekte ik dat de Veni was toegekend, terwijl ik de officiële e-mail nog niet had ontvangen. In eerste instantie was ik vooral in shock en kon ik het nog nauwelijks geloven. Ik ben dankbaar dat ik de mogelijkheid krijg om dit onderzoek uit te voeren."
Veni-subsidie
De Veni-subsidie geeft onderzoekers de kans om innovatief, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek te doen op basis van hun eigen ideeën. Het programma stimuleert creativiteit en draagt bij aan de ontwikkeling van kennis die essentieel is voor de maatschappij van morgen. Met een maximale subsidie van €320.000 ondersteunt NWO onderzoekers uit een breed scala aan disciplines en achtergronden.
Bij het toekennen van de Veni-subsidie beoordeelt NWO de wetenschappelijke kwaliteit en het innovatieve karakter van het voorstel, de verwachte wetenschappelijke en maatschappelijke impact en de kwalificaties van de onderzoeker. Het Veni is bedoeld voor getalenteerde onderzoekers die recent zijn gepromoveerd en vormt een belangrijke stap in een academische carrière. Samen met de Vidi- en Vici-beurzen maakt de Veni deel uit van het NWO Talentprogramma.