Interview door Yrla van de Ven voor Vuurwerk magazine. Lees de laatste editie van ons alumnimagazine Vuurwerk van VU School of Business and Economics.
Kansenongelijkheid komt vaak in het nieuws, maar tot voor kort was er verrassend weinig bekend over de werkelijke omvang ervan in Nederland. Met nieuwe gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek kan promovendus Sander de Vries de relatie analyseren tussen iemands inkomenspositie en diens familieachtergrond.
De Vries onderzoekt de inkomenspositie van mensen die tussen 1980 en 1989 zijn geboren en vergelijkt die met de positie die hun ouders innemen op de inkomensladder. Zijn onderzoek laat zien dat hoe hoger het inkomen van de ouders, hoe hoger het inkomen van hun kinderen is als ze tussen de 30 en 40 jaar oud zijn. De relatie tussen het inkomen van ouders en kinderen is in Nederland sterker dan in de Scandinavische landen, Duitsland, Australië en Canada. De mate van kansenongelijkheid ligt op een vergelijkbaar niveau als in Frankrijk, het Verenigde Koninkrijk en Italië, en is lager dan in de Verenigde Staten.
Opvallend zijn vooral de uitersten van de inkomensverdeling. De Vries: “Als je kijkt naar de laagste inkomens, dan betekent een kleine stijging van het inkomen van ouders een vrij grote stijging van het inkomen van hun kinderen. Aan de onderkant van de inkomensverdeling kan dat beetje extra inkomen veel uitmaken voor de kansen die je kunt bieden aan je kinderen. Aan de bovenkant is de relatie nóg sterker: hele rijke ouders kunnen hun financiële voorsprong beter doorgeven dan net iets minder rijke ouders.”
Een soortgelijke analyse is in Nederland nog niet eerder gedaan. “Voor dit type onderzoek heb je minstens vijf jaar aan inkomensgegevens nodig van zowel ouders als hun kinderen, die je aan elkaar moet kunnen koppelen. Voor de jaren ‘80 bestonden zulke gegevens niet, en daarna moesten we wachten tot de kinderen 30 tot 40 jaar oud waren,” aldus De Vries. Andere studies baseren zich vaak op het inkomen op jongere leeftijd, maar dat leidt volgens de Vries tot een onderschatting van de kansenongelijkheid. "Zeker bij hoogopgeleiden stijgt het inkomen heel sterk rond het dertigste levensjaar.”
Met meer achtergrondgegevens over de ouders, zoals vermogen, genoten onderwijs en gezondheid, en de gezinssamenstelling, kunnen de inkomensposities van de armste en rijkste kinderen nog beter worden ingeschat. “De 0.5 procent meest bevoordeelde kinderen – met de rijkste en meest vermogende ouders – krijgen een buitenproportioneel voordeel mee. Zij verdienen zelf aanzienlijk meer dan de volgende 0.5 procent meest bevoordeelde kinderen,” licht De Vries toe. “Het gaat om grote bedragen. Kinderen uit de rijkste 0.5 procent verdienen later jaarlijks gemiddeld 140.000 euro meer dan kinderen uit de armste 0.5 procent. En dit is alleen op basis van familieachtergrond, zonder andere factoren mee te nemen.”
Het onderwijs dat kinderen afronden is nog sterker afhankelijk van familieachtergrond dan hun inkomen, blijkt uit het onderzoek. De Vries: “Kinderen uit de minst kansrijke gezinnen hebben gemiddeld minder dan 12 jaar onderwijs gevolgd – te weinig voor een startkwalificatie. Daarentegen hebben kinderen uit de meest bevoorrechte gezinnen gemiddeld meer dan 17 jaar onderwijs gevolgd, vergelijkbaar met een bacheloropleiding.”
Kinderen uit gezinnen met een laag inkomen hebben vaak ook op andere vlakken een achterstand. “Deze kinderen groeien vaak op in gescheiden gezinnen, met jonge ouders. De vader is in veel gevallen niet in beeld. De ouders kampen vaker met gezondheidsproblemen, zijn vaker veroordeeld voor crimineel gedrag en zijn minder lang naar school geweest,” zegt De Vries. “De kinderen uit deze kwetsbare groep hebben gemiddeld niet alleen een lager inkomen en een lager opleidingsniveau dan anderen, maar zijn ook vaker verdacht geweest van een gewelddadig misdrijf.” Om de meest kansarme kinderen te bereiken met beleid kan het dus verstandig zijn om niet alleen te kijken naar het inkomen en opleidingsniveau van de ouders, maar ook naar andere achtergrondinformatie.
De working paper van het onderzoek staat inmiddels online en is hier te lezen.