“Zelfmanagementondersteuning is de sleutel tot vitaal bewegen”, stelt bewegingswetenschapper Bart Visser. Maar hoe krijg je mensen zover om vitaal te bewegen in het dagelijks leven en dat ook vol te houden na een behandeltraject? Deze vraag staat centraal in zijn wetenschappelijke carrière.
Visser is opgeleid als bewegingswetenschapper aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Als onderzoeker bij de afdeling Bewegingswetenschappen richtte hij zich voornamelijk op arbeidsomstandigheden en ergonomie. In 2010 maakte hij de overstap naar de Hogeschool van Amsterdam, waar hij nu werkzaam is als lector Oefentherapie – Dagelijks Bewegen! en als wetenschappelijk directeur van het Centre of Expertise Urban Vitality. Praktijkgericht onderzoek naar zelfstandigheid en zelfmanagement is een rode draad in Vissers werk. “Mijn lectorale rede aan de HvA gaf ik de titel It’s up to you, geleend van Bess Mensendieck, de naamgever van de behandelmethode. In 1931 schreef zij een boek met diezelfde titel, waarin eigen regie centraal stond.”
Zijn werkzaamheden aan de HvA combineert hij voortaan met de bijzondere leerstoel Zelfmanagementondersteuning voor vitaal bewegen aan de VU. Daarmee brengt hij praktijkgericht onderzoek met academische kennis samen om vitaal bewegen voor iedereen bereikbaar te maken.
Technologische oplossingen
Oefentherapeuten en fysiotherapeuten staan voor de uitdaging om mensen te ondersteunen bij het nemen van eigen regie, vanuit hun rol als specialist op het gebied van bewegen. “Soms is het geven van informatie effectief, maar andere keren gaat het om de juiste middelen bieden. Ook kan het helpen om mensen in contact te brengen met lotgenoten,” vertelt de bewegingswetenschapper. “Het startpunt van de behandeling is misschien nek- of rugpijn, maar al snel verschuift de aandacht naar alle factoren om je heen die je in beweging kunnen houden.”
Samen met collega’s van allerlei achtergronden ontwikkelt Visser hiervoor innovatieve oplossingen, zoals systeemaanpakken voor preventie en individuele ondersteuning bij herstel en revalidatie. Technologie speelt daarbij een cruciale rol. Visser: “We onderzoeken hoe technologie de zorg kan verbeteren en tegelijk de druk op zorgverleners kan verlichten.”
Een innovatieve aanpak die Visser onderzoekt is blended care: een mix van face-to-face contact met een therapeut, digitale ondersteuning via tablet of telefoon, en volledig zelfstandige oefeningen en informatie met behulp van apps. “We zoeken naar de balans waarin technologie zowel verlichting biedt voor de zorg als het beste resultaat oplevert voor de patiënt,” vertelt hij.
Van jong tot oud
In zijn onderzoek richt Visser zich op uiteenlopende doelgroepen die onder behandeling staan van een zorgverlener of oefentherapeut: van ouderen die revalideren na een heupbreuk tot kinderen met longziekten. “Zeker nu, met tekorten in de zorg, is het belangrijk dat mensen zelf regie kunnen nemen over hun herstel. Maar ze hebben daar wel ondersteuning bij nodig.” Therapeuten nemen daarbij een coachende rol aan, waarbij gedrag een rode draad is in het herstel. “Digitale technologie en applicaties kunnen hierbij een belangrijke ondersteuning bieden,” voegt hij toe. De bewegingswetenschapper werkt hiervoor niet alleen samen met bewegingswetenschappers en toegepaste psychologen, maar ook met IT’ers en ontwerpers en natuurlijk de therapeuten en patiënten zelf.
Van jong tot oud onderzoekt Visser dus hoe technologie mensen kan ondersteunen. Regelmatig krijgt hij de vraag of ouderen wel zitten te wachten op digitale hulpmiddelen. “Maar ouderen zijn vaak heel nieuwsgierig en bereid om technologie te proberen,” vertelt hij. “Door samen met patiënten technologie te ontwikkelen – in co-creatie – vergroten we de kans dat ze de applicaties gebruiken én ambassadeurs worden voor anderen.”
Visser benadrukt dat het succes van technologie niet alleen afhangt van de patiënt, maar ook van de zorgverlener. “Zorgverleners moeten de tijd en middelen hebben om technologie in te zetten. In het onderwijs probeer ik daarom aandacht te vragen voor technologische innovaties en hoe deze zorgprofessionals van de toekomst kunnen helpen.”
De bijzondere leerstoel ligt in lijn met de wens van universiteiten en hogescholen om de samenwerkingen te versterken. Visser heeft in zijn carrière altijd fundamentele kennis verbonden aan de praktijk. “Goede dialoog zorgt ervoor dat praktijkgerichte vragen de wetenschap bereiken en dat antwoorden ook doorsijpelen naar de praktijk.” Daarnaast zorgt de bijzondere leerstoel ook voor een vertrouwd gevoel bij Visser. “Als ik de trappen van dit gebouw oploop, voelt het toch een beetje als thuiskomen.” En de nodige dagelijkse beweging is daarbij mooi meegenomen.