Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

Met hoogbouw koos de VU voor de toekomst

12 mei 2023
De na-oorlogse universiteit had ruimte nodig en koos voor een uitgesproken Hoofdgebouw met ‘de maat van een mammoettanker’. Daarmee bracht het de VU- gemeenschap onder één dak. In historische maquettes en op de VU-campus is te zien hoe bepalend die keus was.

Tekst: Shirley Haasnoot  |  Foto: Too van Velzen

Tijdens de opruiming van het VU-erfgoeddepot in 2018 kwamen ze tevoorschijn uit een houten kist, twee vergeten maquettes. Het bleken de modellen te zijn van de architecten Christiaan Nielsen en Piet Zanstra, die rond 1960 de opdracht hadden gekregen een Hoofdgebouw te ontwerpen voor het VU-complex in Buitenveldert. UB-conservator Reinout Klaarenbeek vertelt over de verrassende vondst tijdens het symposium ‘Hoofdgebouw VU bestaat 50 jaar’, op woensdag 12 april in het Auditorium. Naar aanleiding van dit feestelijke jubileum werd het ontstaan van het universiteitscomplex aan De Boelelaan besproken, met het lang gewenste Hoofdgebouw als voorlopig sluitstuk.

Er moest samenhang zijn tussen de te bouwen VU-campus en de luxe nieuwe wijk Buitenveldert

Het idee om een nieuw universiteitscomplex te bouwen in de weilanden rond Amsterdam, kwam al eind jaren veertig ter sprake. De panden van de VU lagen toen nog in de binnenstad, met het hoofdgebouw aan de Keizersgracht. Een eerste ontwerp bestond uit een campusterrein met laboratoria, een centraal gebouw en een ziekenhuis, vertelt spreker Minke Walda, promovendus bij de leerstoel Geschiedenis van de Architectuur en de Leefomgeving. Er waren weinig bouwvoorschriften, maar er moest wel samenhang zijn tussen de te bouwen VU-campus en de luxe nieuwe wijk Buitenveldert, die een tuinstadkarakter zou krijgen.

Het werd al snel duidelijk dat de na-oorlogse universiteit veel ruimte nodig had. Architect Nielsen had het over ‘de maat van een mammoettanker’, zegt Iris Burgers, architectuurhistoricus en universitair docent aan de VU. Bij de inrichtingsplannen werd steeds rekening gehouden met de niet-bebouwde ruimte, die bij voorkeur het karakter van een tuin moest hebben. Al in de eerste ontwerpen werd een hortus botanicus opgenomen, waarin kwetsbare planten konden worden behouden. Het was nadrukkelijk de bedoeling dat de hortus en de daarmee verbonden ziekenhuistuin ook toegankelijk zouden zijn voor bezoekers van buiten, vertelt docent Architectuurgeschiedenis Imke van Hellemondt.

De architecten waren gekozen vanwege hun reputatie maar ook hun geloofsovertuiging

De inrichting van de beschikbare ruimte was een hele puzzel. Architecten Nielsen en Zanstra, gekozen vanwege hun reputatie maar ook hun geloofsovertuiging, hadden uiteenlopende visies, vertelt Burgers. Waar Zanstra’s model uitging van laagbouw en vier losse gebouwen rond een plein, zette Nielsen in op hoogbouw en daarmee de meest efficiënte omgang met de beperkte ruimte. Toen in 1963 de knoop werd doorgehakt, koos het VU-bestuur het ontwerp van Nielsen. Het Hoofdgebouw zou de hoogte ingaan, met maar liefst vijftien verdiepingen, in een tijd waarin de aanleg van een lift nog een kostbare aangelegenheid was. Een modern, uitgesproken gebouw met veel zichtbaar beton en staal, dat boven de stad zou uittorenen, was een keus voor de toekomst. Met alles onder één dak: collegezalen, een kamer voor de bestuurscolleges, een bibliotheek, stafkamers, een aula, kantines, en veel andere ruimtes voor de groeiende universiteit.

‘Ik denk dat de gebouwen bewust ideeën en opvattingen tot uitdrukking brengen over wat een universiteit wil zijn’

Hoe het VU-terrein zich tussen 1960 en 1980 ontwikkelde is te zien in een kleine tentoonstelling in het Hoofdgebouw, waar de modellen van Nielsen en Zanstra samen met andere maquettes te zien zijn. Sommige maquettes verkeerden voor de restauratie in bijzonder slechte staat, vertelt Klaarenbeek tijdens het symposium: ‘Er ontbraken delen van de gebouwen en andere onderdelen zaten in een los zakje erbij.’ Wat in de tentoonstelling opvalt zijn de vele details en de zorgvuldige planning, tot de afwerking van daken en aanleg van slootjes. Ook in de maquette van Uilenstede, afkomstig uit de jaren zeventig, valt het op hoe zorgvuldig de makers te werk zijn gegaan. Tussen de woontorens voor studenten staat een kleine supermarkt, een café en een cultureel centrum.

‘Ik denk dat de gebouwen niet alleen spiegelen, maar dat ze ook bewust ideeën en opvattingen tot uitdrukking brengen over wat een universiteit wil zijn’, zegt universiteitshistoricus Ab Flipse in zijn openingslezing. Wat de VU indertijd wilde zijn, zien we terug in de maquettes maar ook in de huidige campusuniversiteit, waar inmiddels alle faculteiten gehuisvest zijn. Het efficiënte, goed werkend Hoofdgebouw biedt vijftig jaar na oplevering ruimte aan een veelvoud van studenten en medewerkers. De campus heeft een vooraanstaand ziekenhuis, sportvelden en een hortus botanicus. De VU biedt studenten huisvesting, hoewel anders dan oorspronkelijk gepland, enkele kilometers verderop in Uilenstede. Het VU-terrein is een plek geworden waar de vele functies van een moderne universiteit verenigd zijn en waar de academische gemeenschap onder één dak samenkomt.

Het symposium ‘Hoofdgebouw VU bestaat 50 jaar’ op woensdag 12 april werd georganiseerd door de onderzoeksgroep Architectuurgeschiedenis onder leiding van hoogleraar Freek Schmidt en universiteitshistoricus Ab Flipse. Zij werkten nauw samen met onderzoeksinstituut CLUE+, de afdeling Bijzondere Collecties van de UB, de afdeling Documentmanagement en Archief, en de Facilitaire Campus Organisatie. Mede mogelijk gemaakt door een subsidie van de VUvereniging.

Grote Plannen in het Klein

Grote Plannen in het Klein

In deze tentoonstelling zijn negen maquettes te zien, waaronder de modellen van Nielsen en Zanstra, die het campusterrein in de periode 1960-1980 verbeelden. Onlangs zijn de maquettes gerestaureerd met een financiële bijdrage van de VUvereniging. Tot eind juni zijn ze te zien in de erfgoedvitrine bij de hoofdingang van de UB en de kunstvitrine op de begane grond tegenover de studentenadministratie. De maquettes zijn ook online te zien.