Plagiaat bij werkstukken en scripties
Plagiaat bij werkstukken en scripties
-
Memo docenten - 30 januari 2020
Deze memo is vooral bedoeld om de SBE docenten een korte wegwijzer te geven in het facultaire beleid over plagiaat inclusief hun eigen rol en de rol van de examencommissie hierin. Dit vormt ook een achtergrond bij het invullen van het formulier voor het melden van plagiaat. Dit plagiaatmeldingsformulier is te vinden op Academic Course Support (ACS).
-
Achtergrond
Plagiaat is een belangrijke, en relatief veel voorkomende vorm van fraude. De SBE-examencommissie behandelt jaarlijks zo’n 65 gevallen van plagiaat. De OER definieert fraude en plagiaat als volgt: “het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt” (artikel 1.2). Zie hiervoor ook Regels en richtlijnen voor examens/tentamens SBE (R&R artikel 23). Dit behoeft wellicht voor docenten geen nadere toelichting, maar wel noemenswaardig zijn enkele bevindingen uit bestaand academisch onderzoek naar plagiaat in het hoger onderwijs.
- Studies laten herhaaldelijk zien dat de belevingswerelden van studenten en docenten op het vlak van plagiaat over het algemeen behoorlijk uiteen lopen. Park verwoordde dit in zijn veel geciteerde artikel zeer treffend: “many students generally regard plagiarism as ‘no big deal’” (2003, p. 476).
- Verschillende studies onder studenten in Angelsaksische landen komen uit op percentages van rond de 40%-60% van de studenten die melden dat ze tijdens hun studie wel eens materiaal gebruiken zonder bronvermelding en rond de 10% geeft zelfs toe op regelmatige basis substantiële onderdelen van opdrachten te plagiëren (Carroll, 2007; Selwyn, 2008). Grootschalige her-analyses van ingeleverde opdrachten bevestigen dit beeld (Walken, 2010)
- Onderzoek naar de toepassing van Elektronische detectiesystemen wijst uit dat deze systemen behulpzaam kunnen zijn als opsporings- en afschrikkingsmiddel. Ook kwam naar voren dat deze systemen belangrijke beperkingen kennen: (1) ze kunnen niet alle vormen van plagiaat opsporen, (2) ze kunnen onzekerheid of opportunistisch gedrag onder studenten bevorderen, en (3) teveel aandacht kan uitgaat naar percentages in plaats van de kwaliteiten van de opdracht en de vaardigheden van studenten (e.g. Atkinson & Yeoh, 2008; Badge, 2007; Youmans, 2011).
- Studies laten herhaaldelijk zien dat de belevingswerelden van studenten en docenten op het vlak van plagiaat over het algemeen behoorlijk uiteen lopen. Park verwoordde dit in zijn veel geciteerde artikel zeer treffend: “many students generally regard plagiarism as ‘no big deal’” (2003, p. 476).
-
Rol docent
De belangrijkste regelingen omtrent de detectie en afhandeling van fraude en plagiaat staan in de R&R . Hieronder wordt een aantal van de meest relevante onderdelen in relatie tot de rol van de docent nog eens op een rijtje gezet en kort toegelicht.
Beoordelen
- Elke docent zal bij elk werkstuk naast een inhoudelijke beoordeling ook een beoordeling maken op plagiaat. Het inleveren van een werkstuk door de student betekent automatisch dat de docent de tekst mag opnemen in een (elektronisch)detectieprogramma (zie R&R, artikel 23 onder b ten derde).
- Het is goed om na te gaan of er gesproken kan worden van ‘academische slordigheid’ (denk aan eerstejaars studenten die gebrekkig parafraseren) die binnen de context van de cursus kan worden gecorrigeerd en afgehandeld, of dat er daadwerkelijk sprake is van doelbewust gesjoemel of wangedrag.
Melden
- Indien plagiaat wordt vermoed, heeft de docent de plicht (als wetenschapper en als werknemer van de VU) om hiervan onmiddellijk melding te maken bij de examencommissie. Neemt u a.u.b. contact op met de secretaris van de examencommissie van SBE via e-mail: secr.examencommissie.sbe@vu.nl
- De docent wordt gevraagd bewijsmateriaal toe te voegen aan de melding. In ieder geval betreft dit: (1) een kopie van het originele werkstuk, (2) een kopie van, of referenties naar het werk dat is geplagieerd, en (3) een indicatie van (a) waar en (b) de mate waarin is geplagieerd (bij voorkeur een Turnitin-uitdraai). Maak bij voorkeur gebruik van het fraudemeldingsformulier dat te vinden is op ACS.
- De docent kan door de examencommissie gevraagd worden nadere toelichting te geven na het horen van de student. Dit komt slechts in beperkte mate voor.
- Docenten kunnen niet in beroep gaan tegen de uitspraak van de Examencommissie, studenten wel.
Administreren
- Het is voor de docent van het grootste belang om bij een vermoeden van plagiaat GEEN cijfer toe te kennen. Indien plagiaat is bewezen zal de examencommissie het cijfer 0 laten registreren. Dit cijfer is enkel en alleen gereserveerd voor gevallen van fraude!
Voorkomen
- Docenten kunnen uiteraard ook een belangrijke rol spelen in de preventie. Dit wordt onder meer al gedaan in de opzet van het curriculum (een vak als Academic Skills) en in de voorlichting naar studenten toe over de aard en het belang van plagiaat in een academische omgeving. Daar bovenop kan hier ook in de colleges expliciet op worden teruggekomen, en rekening mee worden gehouden in het ontwerp van de examens.
- Onderzoek noemt een aantal omstandigheden dat wordt aangedragen als belangrijk motief voor het plegen van plagiaat (e.g. Comas-Forgas & Sureda-Negre, 2010; Gullifer & Tyson, 2010; Park, 2003):
- Gebrek aan afschrikking: de pakkans is relatief klein is en de straf mild;
- Verleiding en gelegenheden: toegang tot relevante informatie is relatief makkelijk en informatie kan eenvoudig worden gedeeld onder studenten;
- Druk: studenten ervaren een (te) hoge tijds- en/ of prestatiedruk;
- Aard van opdracht: studenten zien het belang van de opdracht niet, ervaren het als te complex en hebben het gevoel dat ze de vaardigheden missen om de opdracht te maken;
- Kennis en attitude: het ontbreekt de studenten aan kennis over plagiaat, of ze nemen plagiaat, de docenten of de Universiteit niet serieus.
-
Rol examencommissie
Vanuit bovengenoemd kader richt de examencommissie zich niet alleen op de detectie en sanctionering maar ziet ook preventie en een transparante afhandeling als een belangrijk onderdeel van haar beleid. Hieronder worden de meest relevante punten in relatie tot de rol van de examencommissie wat betreft de afhandeling van vermoedens van plagiaat nog eens op een rijtje gezet en kort toegelicht.
Communiceren
- Wanneer de examencommissie een melding van een vermoeden van plagiaat ontvangt, stelt de commissie de student hiervan schriftelijk in kennis.
- De docent kan er van uitgaan dat de examencommissie hem/haar in kennis stelt over de besluitvorming ten aanzien van fraudeoordeel en sanctionering.
Beoordelen
- Op basis van de aangeleverde informatie en een gesprek van minimaal twee leden van de examencommissie met de betreffende student wordt bepaald of er sprake is van plagiaat.
- Wanneer de examencommissie vaststelt dat er daadwerkelijk sprake is van plagiaat zal deze (1) het fraudeoordeel uitspreken, (2) een sanctie opleggen en (3) een fraudeaantekening maken in het dossier van de student (zie procedure artikel 23 R&R).
- De examencommissie hanteert bij het beoordelen de volgende uitgangspunten:
- bij groepswerk geldt altijd collectieve verantwoordelijkheid. Dit betekent dat wanneer iemands naam op een werkstuk staat, deze persoon verantwoordelijk is voor de gehele inhoud, onafhankelijk van hoe en in welke mate hieraan bijgedragen is;
- er bestaat geen enkel excuus voor plagiaat. Of iets als plagiaat wordt gezien is ook onafhankelijk van of dit nu wel of niet met opzet is gedaan;
- ook als ‘slechts’ in een klein deel van een werkstuk plagiaat voorkomt, of plagiaat ‘slechts’ in een werkplan zit, wordt het gezien als frauduleus handelen.
Sanctioneren
- De Examencommissie kan in geval van plagiaat, en met inachtneming van proportionaliteit en rechtsgelijkheid de volgende sancties opleggen:
- een werkstuk dat plagiaat bevat kan niet geldig blijven. De ongeldigheid is daarom niet zozeer een sanctie maar een logisch gevolg van het plagiaat. Het werkstuk wordt met het cijfer 0 beoordeeld. Als regel wordt daaraan de sanctie uitsluiting van deelname aan het betreffende vak voor een periode van drie maanden gekoppeld;
- bij recidive of een ernstige vorm van fraude kan de examencommissie besluiten tot uitsluiting van examens voor maximaal een jaar of voordracht voor verwijdering van de opleiding.
-
Waar vind ik meer informatie?