Personen met een handicap moeten ondersteund worden bij de uitoefening van hun rechten in plaats van vertegenwoordigd
Iedereen maakt het vroeg of laat wel mee. Bijvoorbeeld een goede vriend die door een verkeersongeval in een coma terechtkomt of een ouder die het slechte nieuws te horen krijgt getroffen te zijn door dementie. Wie en hoe moeten beslissingen omtrent het vermogen en de persoon van de betrokkene worden getroffen in die situatie? Dit bespreekt hoogleraar privaatrecht Tim Wuyts in zijn oratie.
In België en Nederland kan de rechter in bepaalde gevallen een beschermingsregeling opleggen. Deze regeling heeft tot gevolg dat de betrokkene niet meer zelf en/of zelfstandig zijn rechten kan uitoefenen, maar een bewindvoerder, curator of mentor dan moet optreden.
Artikel 12 van het VN Gehandicaptenverdrag verplicht de wetgever personen met een handicap gelijk voor het recht te behandelen wat impliceert dat zij voortaan moeten ondersteund worden bij de uitoefening van hun rechten en dat hun wil en voorkeuren centraal moeten staan. Wuyts onderzoekt wat dit betekent, hoe dit kan worden gerealiseerd en welke uitdagingen daarbij rijzen.