Een cursiste in een B1+ groep, een studente, vroeg in de les of ze altijd goochelaar moest zeggen. Althans, dat is wat ik er van kon maken. Hoe ik mijn hersenen ook pijnigde, ik kon haar vraag niet plaatsen. Ze verduidelijkte: “Mag ik ook professor zeggen in plaats van goochelaar?”. Toen herinnerde ik me dat het woord hoogleraar in de woordenlijst stond.
Slechte verstaanbaarheid door combinatie van fouten
Wat ging daar mis? De eerste klank van het woord kwam er bij haar niet zo lekker uit: iets tussen de Nederlandse g-klank en de h-klank in. Bovendien legde ze de klemtoon op de eerste lettergreep, waardoor ik 'googlǝraar verstond en mijn brein daar alleen maar ‘goochelaar’ van kon maken. Uitspraakproblemen zijn meestal te wijten aan een combinatie van verschillende uitspraakfouten: naast klankfouten bepalen prosodische aspecten zoals klemtoon, zinsaccent en intonatie in sterke mate of een cursist wel of niet goed verstaanbaar is. En al deze aspecten hangen sterk met elkaar samen.
Klemtoon en klinkerreductie
Klemtoonregels zijn in het Nederlands zo complex dat ze voor cursisten geen enkel praktisch nut hebben. Ze moeten simpelweg voor elk nieuw Nederlands woord leren waar de klemtoon ligt. De invloed daarvan blijft echter niet beperkt tot de beklemtoonde lettergreep. In sneller gesproken of informeler Nederlands kunnen we bijna alle klinkers van een woord veranderen in iets wat lijkt op een stomme e (ook wel de sjwa genoemd, fonetisch teken [ǝ]). Dit verschijnsel heet klinkerreductie en is ontzettend productief: telefoon kunnen we uitspreken als [tǝlǝfoon] en kwartier als [kwǝtier]. Luisteraars houden zich daarom voor de woordherkenning vooral vast aan de klank uit de beklemtoonde lettergreep, omdat die het stabielst is. Andere klinkers kunnen immers veranderen. De verkeerde klemtoon zal daardoor snel leiden tot woordherkenningsproblemen bij de luisteraar.
Klemtoon en zinsaccenten
Klemtoon heeft ook gevolgen voor de toekenning van zinsaccenten, die we plaatsen op zinsdelen die nieuwe informatie weergeven of een contrast met de vorige uiting laten zien. Bijvoorbeeld: Jan is morgen in Delft. Leg je het zinsaccent op Jan, dan bedoel je: niet Paul. Leg je het accent op morgen, dan bedoel je: niet vandaag. Om zinsaccent aan te geven, benadruk je het beklemtoonde deel van het woord nog eens extra, maar dat werkt alleen als de juiste lettergreep beklemtoond wordt.
Klemtoon en ritmepatroon
Tenslotte het ritmepatroon van onze taal. Dat wordt bepaald door de beklemtoonde lettergrepen, die als het ware de tikken van de metronoom vormen. Het zijn de rustpunten in de zin, die langer en duidelijker uitgesproken worden. Alle andere lettergrepen worden tussen deze beklemtoonde lettergrepen gepropt, zodat de tijdsduur tussen de beklemtoonde lettergrepen ongeveer gelijk blijft. Ik wilde het (al eens) bespreken. wordt [ikwildǝt(alǝs)bǝspreekǝ]. Bij de toevoeging van al eens (onbeklemtoonde lettergrepen) wordt alles gewoon wat sneller (vandaar de klinkerreductie) uitgesproken. In veel andere talen neemt men voor elke lettergreep ongeveer evenveel tijd en zijn de beklemtoonde lettergrepen dus minder belangrijk voor het ritme.
Zo kan een klemtoonfout van een cursist effect hebben op zowel de woordherkenning als op het zinsaccent en het ritmepatroon van de zin en kan een enkele fout er soms voor zorgen dat de uitspraak van de hele zin ontspoort.
Wil je meer weten over uitspraak en hoe je daar in de les aan kunt werken? Wij geven op aanvraag trainingen en webinars.