We bestrijken daarbij een periode van meer dan vierduizend jaar: van de uitvinding van het schrift in het oude Mesopotamië rond 3300 v.C. tot en met de periode van de late oudheid, die in sommige streken tot om en nabij het jaar 1000 n.Chr. voortduurde. Daarbij richten we ons vooral op Mesopotamië en de Levant van 1000 v.Chr. tot 1000 n.Chr. en op het Romeinse rijk in de late oudheid.
Onze benadering onderscheidt zich in verschillende opzichten. Deze:
- Beperkt zich niet tot de Griekse en Latijnse Oudheid, maar betrekt ook het oude Midden-Oosten erbij;
- Is bij uitstek interdisciplinair en maakt gebruik van vergelijkende en diachrone benaderingen, alsmede sociaalwetenschappelijke vragen en methodologie;
- Combineert ook een nauwgezette filologische studie van teksten met kunsthistorische en archeologische benaderingen van materiële cultuur, waaronder textiel en kleding;
- Omvat ook de receptie van de oudheid en erfgoedbenaderingen bij minderheidsgroepen in het Midden-Oosten (waarvan vele leden zich nu als arbeidsmigranten en vluchtelingen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika hebben gevestigd).