Meer dan twee miljoen Nederlanders hebben nek- en/of rugklachten, daarmee zijn dit de meest voorkomende aandoeningen in ons land. Dit aantal zal naar verwachting blijven toenemen door de vergrijzende bevolking. Deze klachten vormen een enorme kostenpost voor de samenleving, zowel direct via zorguitgaven als indirect door werkverzuim, minimaal zo’n 3,5 miljard euro per jaar. “Ondanks de gunstige effecten van fysiotherapie, ontwikkelt ruim een kwart van de mensen met acute nekpijn of rugpijn aanhoudende klachten”, vertelt Wendy Scholten-Peeters. “Dit komt onder andere omdat het een complex probleem is dat niet alleen uit fysieke factoren zoals spierkracht of mobiliteit bestaat; ook sociale, psychologische en leefstijlfactoren spelen bijvoorbeeld een rol. En deze factoren beïnvloeden elkaar ook nog eens.”
Ze onderzoekt al jarenlang de werking van fysiotherapie en ziet hoe het veld zich heeft ontwikkeld van de vraag ‘of fysiotherapie werkt’, naar de vraag ‘hóe fysiotherapie werkt’. Als hoogleraar Werkingsmechanismen en Behandeling Musculoskeletale Fysiotherapie aan de Vrije Universiteit Amsterdam wil ze verschillende onderliggende factoren in kaart brengen die een rol spelen bij het in stand houden van nek- en rugklachten, zodat fysiotherapie persoonlijker en effectiever kan worden. In dit interview geeft ze een voorproefje van de oratie die ze op 11 september zal uitspreken.
Scholten-Peeters wil met haar onderzoek een fundament leggen voor meer gepersonaliseerde zorg bij nek- en rugklachten. “We weten dat interventies zoals oefentherapie of mobilisaties effect kunnen hebben, maar we begrijpen nog onvoldoende waarom en bij wie ze helpen.” In haar werk wil ze ontrafelen welke biologische, fysiologische, psychosociale en leefstijlfactoren bij patiënten een rol spelen. “Als we beter begrijpen welke factoren een rol spelen bij de individuele patiënt en hoe een behandeling hierop aangrijpt, kunnen we gerichter behandelen.” Dat maakt de zorg niet alleen effectiever, maar ook kosteneffectiever.
Ontsteking als belangrijke factor
Een concreet voorbeeld van hoe Scholten-Peeters de werking van behandelingen onderzoekt, komt uit een recente studie bij mensen met een nekhernia. “We zagen op PET/CT-scan duidelijke ontsteking rondom de zenuwwortel, wat gezonde proefpersonen niet hadden.” De vraag was vervolgens of behandelingen zoals neuromobilisaties, die gericht zijn op het bevorderen van de doorbloeding en beweeglijkheid van zenuwen, deze ontsteking kan verminderen. De eerste resultaten laten zien dat de ontsteking na zes weken behandeling duidelijk minder was op een nieuwe scan, en dit gepaard ging met afname van de pijn. Dit soort onderzoek is bijzonder omdat we hiermee ontsteking van het zenuwweefsel in kaart kunnen brengen met geavanceerde beeldvorming. “Vroeger dachten we: laat iemand met een nekhernia vooral rust houden of een halskraag dragen. Maar nu lijken we te kunnen laten zien dat juist gedoseerde beweging kan bijdragen tot herstel.”
Blended care
Een andere belangrijke ontwikkeling waar Scholten-Peeters veel potentie in ziet, is blended care: een combinatie van digitale en fysieke therapie. “Patiënten volgen digitale modules aangepast op hun persoonlijke problemen waarin bijvoorbeeld ook aandacht is voor bewegingsangst en depressie. Dat levert waardevolle inzichten op. Ze bespreken hun voortgang tijdens contactmomenten met de fysiotherapeut. Doordat therapeuten van tevoren de ingevulde gegevens van patiënten zien, kunnen ze het gesprek sneller de diepte in laten gaan. Dit versterkte de patiënt-therapeut relatie. Ook deze relatie heeft een belangrijke invloed op het uiteindelijk behandeleffect, weten we.”
AI
Een volgende stap in het verfijnen van gepersonaliseerde zorg is het gebruik van kunstmatige intelligentie (AI), waaronder machine learning. “Met behulp van grote datasets kunnen we patiëntprofielen opstellen en voorspellen welke interventie zou kunnen helpen voor wie”, legt Scholten-Peeters uit. Zo kunnen patiëntenprofielen worden opgesteld op basis van allerlei factoren die in relatie staan met het voortduren van de klachten. Voor het maken van deze AI-toepassingen werkt Scholten-Peeters samen met partners binnen en buiten het Amsterdam UMC en de VU.
Implementatie
Wat Scholten-Peeters betreft is het cruciaal dat nieuwe kennis over werkingsmechanismen en behandelstrategieën daadwerkelijk zijn weg naar de praktijk vindt. “Dat begint met implementatie in fysiotherapie of oefentherapie-richtlijnen en het onderwijs van de nieuwe generatie fysiotherapeuten,” zegt ze. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de master Musculoskeletal Physiotherapy Sciences aan de VU, waar studenten deelnemen aan onderzoek naar o.a. de pathofysiologie van nek- en rugpijn en werkingsmechanismen van fysiotherapie en ook leren hoe ze deze kennis kunnen implementeren in de praktijk. Deze opleiding is hierin uniek in Europa. Ook het MSG Science Netwerk Fysiotherapie dat bestaat uit master geschoolde fysiotherapeuten verspreid door Nederland met interesse in onderzoek en implementatie, is hierbij een belangrijke samenwerkingspartner.
Volgens Scholten-Peeters is er de afgelopen jaren al veel vooruitgang geboekt binnen de fysiotherapie, en is de focus op werkingsmechanismen nu een logische volgende stap. Daarbij is ook aandacht voor het belang van bewegen omdat bewegen een invloed heeft op heel veel onderliggende processen bij nek- en rugpijn. “Mensen bewegen helaas nog steeds te weinig. Beweging heeft niet alleen positief effect op pijn, maar heeft allerlei gezondheidswinsten, denk aan een verminderd risico op hart- en vaatziektes, cognitieve en mentale aandoeningen, maar het zorgt ook voor sociale verbondenheid.” Door te kijken naar alle factoren die achter pijn schuilen, wil Scholten-Peeters werken aan een fysiotherapie die slimmer, persoonlijker en effectiever is.