Wat zijn de barrières waar cisgendermannen, cisgendervrouwen (mensen van wie de genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht) en transgenderpersonen (mensen wiens genderidentiteit niet overeenkomt met het geboortegeslacht) tegenaan lopen als ze hulp zoeken bij verslavingsproblematiek? Anne Marije Kaag, cognitief neurowetenschapper aan de Vrije Universiteit Amsterdam, onderzocht deze ervaringen en concludeert dat er grote onderlinge verschillen bestaan.
Schaamte en wantrouwen
Eerder onderzoek, vooral uit de VS, naar barrières bij het zoeken van verslavingszorg richtte zich vaak op mannen. Zij ervaren vaak hindernissen voor het zoeken van hulp bij alcoholproblemen zoals het zien van alcohol als copingmechanisme, de overtuiging dat behandeling niet nodig is en praktische belemmeringen zoals tijdsgebrek of kosten. “Beperkt onderzoek naar cisgender vrouwen toont aan dat zij unieke barrières ondervinden, zoals schaamte, werkloosheid, ongelijkheden in ziektekostenverzekering en verantwoordelijkheden voor kinderopvang”, vertelt Kaag. Angst voor inmenging van kinderbescherming vormt daarbij een extra drempel. In deze eerdere onderzoeken zijn transgenderpersonen vaak niet mee genomen en deze onderzoeken vonden plaats in Amerika, resultaten die dus niet direct relevant zijn voor de Nederlandse gezondheidszorg.
Het onderzoek van Kaag is onlangs gepubliceerd in Alcoholism Treatment Quarterly. Het is uitgevoerd door middel van een online vragenlijst, ingevuld door zestig deelnemers geworven via sociale media. Kaag haalt drie hoofdthema’s uit de antwoorden: schaamte, wantrouwen in de zorg, en lange wachttijden. “Er waren duidelijke verschillen tussen gendergroepen. Bijna driekwart van de vrouwen noemde schaamte en stigma als barrière. Bijna driekwart van de transgenderpersonen gaf wantrouwen in de bestaande zorg aan, mede door eerdere negatieve ervaringen. Dit is zorgwekkend, omdat verslavingen onder transgenderpersonen aanzienlijk vaker voorkomen dan onder cisgenderpersonen,” legt Kaag uit. “Bij mannen waren de genoemde barrières meer divers, zonder één duidelijk overheersend thema.”
Praktijk
Deze bevindingen hebben belangrijke implicaties voor de praktijk, concludeert Kaag. “De resultaten benadrukken de noodzaak van een genderspecifieke benadering in de verslavingszorg. Voor cisgender vrouwen is het cruciaal om interventies te ontwikkelen die specifiek gericht zijn op het verminderen van schaamte en stigma. Voor transgenderpersonen is het essentieel om het vertrouwen in de zorg te herstellen. En voor cisgender mannen lijkt een meer gevarieerde aanpak nodig, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende barrières.”
Kaag benadrukt het belang van het aanpakken van lange wachttijden voor alle groepen. Ook wil ze dat onderzoekers, behandelaren en beleidsmakers zich bewust zijn van de kwetsbaarheid van de groep transgenderpersonen. Kaag: “Alleen met genderinclusieve verslavingszorg kunnen we zorgen dat iedereen passende hulp krijgt.”