Dit blijkt uit onderzoek van organisatiewetenschapper Evenlijn Martinius. Martinius: "Het management van ondergrondse infrastructuurprojecten is in de praktijk vooral: risicomanagement. De ondergrond wordt ‘gemanaged’ in zoverre dat het een bedreiging is voor het dagelijkse transport van elektriciteit, gas, water en data door de ondergrondse ‘assets’. Assetmanagement en projectmanagement organiseren het werk met de ondergrond langs strakke scheidingen, waarbij verschillende partners aangewezen worden als verantwoordelijke.” Ze vervolgt: “Met een eigen budget, tijdslijn én eigen geformuleerde prestatieafspraken wordt het werk in ogenschijnlijk losstaande pakketjes opgedeeld. Niemand kan immers het hele project overzien, laat staan de gehele ondergrond.”
Bredere gebiedsontwikkeling
Martinius pleit ervoor om rekening te houden met de meer-dan-menselijke onderdelen van management en organisatie. “Praktisch gezien kunnen managers bodemonderzoek al aan de voorkant van een project meenemen. Een fysieke schouw kan bovendien helpen om de complexiteit van een plek te begrijpen, zoals die zich vaak niet op tekeningen laat zien. Tot slot zouden ook de strategische lagen binnen organisaties – en zelfs het openbaar bestuur – veel vaker een visie en koers moeten ontwikkelen waarin de ondergrond integraal onderdeel is van bredere gebiedsontwikkeling.”
Strategisch reduceren
Martinius liep twee jaar mee in ondergrondse infrastructuurprojecten in Nederland. Daarbij viel het haar op dat managers een ambivalente houding aannamen ten aanzien van de ondergrond: “Heel strategisch reduceren ze de ondergrond enerzijds tot het domein van hun professionele expertise; ze gebruiken het woord ondergrond om te verwijzen naar de kabels en leidingen die daar begraven liggen, en waar zij voor verantwoordelijk zijn. Op andere momenten gebruiken ze het woord ondergrond juist om te verwijzen naar de grootsheid van een wilde natuurkracht; de ondergrond als een kracht die juist ver buíten hun expertise ligt.” Ze besluit: “Juist die spanning tussen beheersing en ongrijpbaarheid maakt duidelijk waarom nieuwe manieren van werken en denken zo hard nodig zijn.”