Door de vergrijzing en dalende geboortecijfers zal de zorgvraag pieken in 2040. Beleidsmaatregelen, zoals langer thuis wonen, leggen een grote druk op informele zorg, die vaak door vrouwen wordt geleverd.
Het viel Yvonne Krabbe-Alkemade, die zelf een moeder met alzheimer heeft, op dat er in het verzorgingstehuis ook voornamelijk vrouwen rondlopen. Dat ziet de onderzoeker ook terug in de cijfers. “Een op de drie vrouwen krijgt in haar leven dementie, tegenover een op de zeven mannen. Daarnaast zijn ook zorgverleners vaak vrouw”, blijkt uit onderzoek. “Van de mantelzorgers is 71 procent vrouw, en van de professionele zorgverleners is zelfs negen op de tien vrouw”, aldus Krabbe-Alkemade.
Deze cijfers vormen de aanleiding voor een nieuw onderzoeksproject van Krabbe-Alkemade, waarin zij de sociaaleconomische gevolgen van dementie voor vrouwen zal onderzoeken. De onderzoekers gaan onder meer uitzoeken waarom dementie vaker voorkomt bij vrouwen, wat de gevolgen zijn voor vrouwelijke zorgverleners, en hoe zorgtaken beter verdeeld kunnen worden.
Verband tussen werken en dementie
Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen, en dementie hangt samen met ouderdom. Toch betwijfelt Krabbe-Alkemade of dat het hoge aandeel vrouwen in de verzorgingstehuizen volledig kan verklaren. Als onderdeel van het onderzoeksproject gaat ze kijken naar wat het verband is tussen werken en de ontwikkeling van dementie later in het leven. “In de verzorgingstehuizen zitten opvallend veel vrouwen die zijn geboren vóór 1940. Vrouwen uit die generatie mochten na het huwelijk doorgaans niet meer werken; pas in 1957 is het wettelijke Arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen geschrapt. We willen graag onderzoeken of het niet mogen werken de cognitieve achteruitgang heeft versneld. Dat is relevant voor toekomstige generaties: als vrouwen minder gaan werken omdat zij steeds meer informele zorg op zich moeten nemen, kan dat ook gevolgen hebben voor de verre toekomst.” Om dit te onderzoeken zullen de onderzoekers verschillende generaties en mogelijk ook verschillende landen onderling vergelijken.
Welzijn van verzorgers en ouderen
De onderzoekers gaan ook kijken naar het welzijn van de vrouwen die zorg leveren en de vrouwen die zorg ontvangen. Daarbij willen ze onderscheid maken tussen vrouwen die alleen informele zorg leveren, en vrouwen die naast de zorg voor een familielid ook werkzaam zijn als professioneel zorgverlener. “We zijn benieuwd of dat uitmaakt voor het welzijn van de verzorger en de verzorgde.”
In een ander onderzoek toont Krabbe-Alkemade aan dat als de partner overlijdt, er daarna een piek is te zien in opnames. “Er is vaak een wankel evenwicht; zodra de partner overlijdt, gaat het niet meer thuis, en vaak daarvoor ook eigenlijk al niet meer.”
Hulp van andere groepen
Om de ouderenzorg behapbaar te houden is het zaak dat andere groepen meer gaan helpen, zoals mannen, jongeren en mensen die recent met pensioen zijn gegaan en vrijwilligerswerk willen doen. “Al zij informele zorg zouden gaan aanbieden, naar welke taken gaan hun voorkeuren dan uit? Dat willen we onderzoeken met behulp van een keuze-experiment.”
Communicatie met verzorgers
De onderzoekers zullen ook kijken naar de communicatie met verzorgers: worden mannelijke en vrouwelijke informele verzorgers anders benaderd? En zijn er verbeteringen mogelijk in de communicatie met verzorgers?
Het project zal vijf jaar duren en wordt gefinancierd door Dagelijks leven, een organisatie die zorg biedt voor mensen met dementie. Aan het project werken ook gezondheidseconoom France Portrait, promovendus Fatima Amankour en socioloog Marieke van Wieringen mee.
Meer weten over het onderzoek van VU School of Business and Economics?
Neem contact op met wetenschapsredacteur Yrla van de Ven, y.f.van.de.ven@vu.nl, +31 6 26512492.