“Hoe kan het toch dat jullie verwachten dat de instroom in de opleidingen van de Bètafaculteit zal dalen? Zijn jullie niet veel te somber?” Deze vraag krijg ik regelmatig en eerlijk gezegd begrijp ik wel waarom. Volgens de jaarlijkse prognose van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), de zogenaamde referentieraming, schommelt het aantal studenten in het Nederland de komende jaren tussen de 341.700 en 342.700. Dat lijkt geruststellend, maar wie verder kijkt, ziet dat de werkelijkheid waarschijnlijk minder gunstig uitpakt. Het Nederlandse hoger onderwijs staat op een keerpunt.
Al vijftien jaar geef ik een college over de invloed van demografische ontwikkelingen op duurzaamheid. Ik illustreer mijn college altijd met de extreme vergelijking tussen Japan en Nigeria, zonder dat ik deze trends ooit echt op mijn eigen Nederlandse situatie projecteer. En nu is de Nederlandse demografie plotseling een factor waar ik dagelijks de gevolgen van ondervind. Wie naar de bevolkingspiramide van Nederland kijkt, ziet meteen dat het fundament van de ’piramide’ niet verbreedt maar versmalt. Al decennia worden minder kinderen geboren in Nederland. Minder kinderen in de klas betekent uiteindelijk minder studenten in de collegebanken. Daarbij komt dat de doorstroom vanuit vmbo, havo en mbo naar het hoger onderwijs stagneert waardoor nog minder jongeren onze campus bevolken.
Internationale studenten zijn lange tijd de onzichtbare motor van groei geweest. In het hoger onderwijs werd hun instroom jaarlijks met dubbele cijfers groter, totdat de groei in 2022 stokte. Uit de voorlopige inschrijfcijfers van dit collegejaar blijkt dat de instroom van internationale bachelorstudenten bij universiteiten met 6% is gedaald ten opzichte van vorig collegejaar. Dit lijkt te maken te hebben met de aangekondigde plannen van de huidige regering om de toestroom van internationale studenten te reguleren. Hogescholen en universiteiten zullen zich niet langer blind kunnen staren op buitenlandse studenten als buffer tegen de krimp. Het idee dat internationale studenten de afname van Nederlandse studenten volledig compenseren, zoals de referentieraming suggereert, lijkt daarom te optimistisch.
De manier waarop universiteiten in Nederland kunnen omgaan met deze veranderende realiteit varieert vanwege de grote verschillen in het aandeel internationale studenten in elke instelling. Universiteiten zoals Maastricht (60%) en Twente (34%) hebben een hoog percentage internationale studenten, terwijl Nijmegen (11%) en Utrecht (15%) traditioneel een kleiner aandeel buitenlandse studenten hebben. De VU heeft met een aandeel van 20% niet-Nederlandse studenten andere uitdagingen dan de Universiteit van Amsterdam, wier studentenpopulatie voor 35% uit buitenlandse studenten bestaat.
Op dezelfde manier waarop universiteiten van elkaar verschillen, varieert ook de invloed van de referentieraming op facultair niveau. In de keuzeprofielen waar leerlingen in het middelbaar onderwijs uit kiezen zijn ook weer trends waarneembaar die consequenties hebben voor onze Bètafaculteit. In absolute termen is het toch al kleine aandeel van het Natuur & Techniek(NT)-profiel hard gedaald in de afgelopen periode, met een kleine opleving in het afgelopen jaar. Deze afname is minder extreem voor het Natuur & Gezondheid(NG)-profiel.
De jaarlijkse referentieraming van het ministerie van OCW biedt dus waardevolle inzichten, maar heeft zeker in deze turbulente tijd haar beperkingen. De referentieraming is namelijk beleidsarm, wat wil zeggen dat er geen rekening wordt gehouden met mogelijke beleidskeuzes in de toekomst, zoals de Wet Internationalisering in Balans (WIB), die de instroom van internationale studenten verder zal reduceren. Dit maakt de referentieraming zowel een kompas als een waarschuwingssignaal: wie zich blind baseert op deze geaggregeerde cijfers, loopt het risico de werkelijkheid te onderschatten.
De krimp is geen reden tot paniek, maar een wake-up call. Wij zullen scherper moeten nadenken over onze strategische koers. Hoe zorgen we voor aantrekkelijk onderwijs dat zowel Nederlandse als internationale studenten blijft aanspreken? Hoe gaan we om met huisvestingsproblemen in Amsterdam en de toenemende competitie tussen universiteiten? Het keerpunt is bereikt. Nu is het aan het hoger onderwijs om de koers te bepalen.