Sorry! The information you are looking for is only available in Dutch.
Deze opleiding is opgeslagen in Mijn Studiekeuze.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.
Er is iets fout gegaan bij het uitvoeren van het verzoek.

In memoriam: Bert Montsma

10 juni 2024
Op 14 mei 2024 overleed onze oud-medewerker Bert Montsma. Met respect herdenkt de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit deze markante theoloog. Met dank aan August den Hollander en Eep Talstra voor het opstellen van dit In Memoriam.

Jan Albertus (Bert) Montsma werd op 12 augustus 1936 te Assen geboren. Zijn jeugd bracht Bert echter door in Klundert, gelegen in de provincie Noord-Brabant tussen het Hollands Diep en de rivier Mark. Vanwege haar ligging kwam de plaats eind 1944 tijdens de bevrijding van Nederland zwaar onder vuur te liggen. Hevige gevechten, beschietingen en bombardementen door enerzijds de Duitse bezetters en anderzijds de geallieerden troffen Klundert en haar bewoners. Voor de jonge Bert werd dat een bepalende ervaring in zijn leven die leidde tot een blijvende fascinatie voor alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had. Omdat zijn vader na de oorlog een betrekking kreeg als schoolhoofd in Amsterdam, verhuisde het gezin naar Amsterdam. Daar doorliep Bert succesvol het Gereformeerd Gymnasium waarna hij in 1955 theologie ging studeren aan de Vrije Universiteit (VU).

In 1957 behaalde Bert zijn propedeuse en in 1966 zijn kandidaats theologie. Dat er zoveel jaren tussen zaten, zal mede zijn veroorzaakt door zijn actieve rol in het studentencorps van de VU, en dan met name in de oratorische vereniging (OV) Cato. Vanwege zijn humor, scherpzinnigheid, welbespraaktheid en oratorisch vermogen genoot Bert veel aanzien in het dispuut en breder in het VU-corps. Zo was Bert abactis van het bestuur van het VU-corps en lid van de congrescommissie. In die laatste hoedanigheid interviewde een redacteur van het dagblad Trouw hem in september 1965 over het (derde) corpscongres, dat als thema “V.U.-student en toekomst” had. Het congres moest bijdragen aan “een duidelijk en positief geladen toekomstbeeld”, aldus student J.A. Montsma in het dagblad Trouw, in een wereld waarin op dat moment de atoomproblematiek en de kwestie van de bevolkingsexplosie zo’n grote rol speelden.

In 1961 was hij één van de mede-oprichters van een nieuw dispuut, de OV Borgia. Het eerste jubileum vierde het dispuut op grootse wijze in Rome, waar het gezelschap in audiëntie ontvangen werd door paus Paulus VI en kardinaal Bea van het Secretariaat van de Eenheid der Christenen. Ook kregen ze een receptie aangeboden van de Nederlandse ambassadeur bij de Heilige Stoel. Bert sprak de kardinaal met een zorgvuldig ingestudeerd betoog in het Latijn toe, dat evenwel vriendelijk in het Duits werd beantwoord.

Na zijn studie werd Bert wetenschappelijk medewerker aan de theologische faculteit van de VU. Op 3 mei 1985 promoveerde Bert op een proefschrift met als titel De exterritoriale openbaring. De openbaringsopvatting achter de fundamentalistische Schriftbeschouwing (Rodopi: Amsterdam 1985). In de jaren er na verschenen met enige regelmaat interviews met hem en artikelen of boekbesprekingen van zijn hand in landelijke en provinciale (dag)bladen, met name in Trouw, het Nederlands Dagblad, het Centraal Weekblad, maar ook in de Leeuwarder Courant, het Parool, het Algemeen Dagblad en de NRC. In die bijdragen bouwde Bert veelal voort op wat hij in zijn proefschrift diepgaand had geanalyseerd, maar nu vertaalde in concrete positiekeuzes.

Wanneer Bert door een uitlating of publicatie van een collega was ‘getriggerd’, nam hij de pen op en reageerde kritisch (zoals tegen Ter Schegget’s Het lied van de Mensenzoon, Trouw 24 april 1976; Wiersinga’s Doem of daad, Trouw 23 juli 1982; Versnel’s aanval op het Godsgeloof in Letter en Geest van Trouw, Trouw 4 februari 1991). Bert zag het ook als zijn taak als theoloog om zich uit te spreken over theologische kwesties die op dat moment in de actualiteit stonden. En daarvoor gebruikte hij de media van dat moment: kranten, de radio en studiedagen. Meer dan naar louter academische publicaties, ging zijn aandacht uit naar bijdragen op het snijvlak van geloof en samenleving, zoals hierboven reeds geïllustreerd. Het ging Bert om “de vragen waar mensen mee zitten”. Zijn publicaties uit 1997 illustreren dit goed: “Vergelden, vergeven en verzoenen”, in: N. A. Schumann (red.), Verdiend loon. Opstellen over het recht op vergelding (pp. 40-55). (VU Segmenten; No. 3). Meinema en “Langs Jorwerd en verder”, in: T. de Boer, A.W.J. Houtepen & J.A. Montsma (red.), God geeft te denken. Bijdragen aan het spreken en denken over God (pp. 50-72). (VU Segmenten; No. 4). Meinema.

Met een groot gevoel voor het publieke belang van de theologie, was hij ook actief in de organisatie van themadagen van de Theologische Faculteit, vaak in samenwerking met VUSA (Vrije Universiteit en Samenleving, vanuit de VU-vereniging), zoals over reïncarnatie (1988), godsvoorstellingen (1989) en bidden (1992). Menig collega wist hij te strikken voor een bijdrage aan dergelijke publieksactiviteiten. Ook was hij jarenlang bezielend voorzitter van de publiciteitscommissie van de Theologische Faculteit, belast met de activiteiten ter voorlichting en werving van nieuwe studenten. Als studiebegeleider had hij eveneens regelmatig persoonlijk contact met studenten, waaraan velen goede herinneringen bewaren. Hij was geliefd onder studenten, vanwege zijn keuze om zichtbaar te zijn, stelling te nemen en in te gaan op de “echte vragen”, maar tegelijk ook vanwege de persoonlijke aandacht die hij gaf, zijn humor en zijn vriendelijkheid.

Ook binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland was Bert actief, zoals in de deputaten voor Contact met de Charismatische werkgemeenschap Nederland (CWN). Vanuit de deputaten zette hij aangelegen thema’s op de agenda van de gereformeerde synode, zoals over de ‘dienst der genezing’. In 1990 besloot deze synode om het deputaatschap een nota over exorcisme (duiveluitdrijving) te laten opstellen, dat twee jaar later zou verschijnen en worden besproken. Als nieuwe opdracht werd deputaten gevraagd een kritisch onderzoek te doen naar “Openbaring, inspiratie en visioen” (profetie).

Het arbeidzame leven van Bert weerspiegelt in veel opzichten de grote ontwikkelingen in de gereformeerde theologie en de plaats daarvan in (de gereformeerde) kerk en samenleving in de tweede helft van de twintigste eeuw. Veel van de bestaande gereformeerde opvattingen, organisaties en verbanden verdwenen in die periode of werden sterk omgevormd. Ook voor Bert zelf gold dat. In een artikel in Trouw van 5 februari 2002 wijst theoloog en oud-hoofdredacteur van Trouw Jan Greven op Bert’s veranderende positie: komend vanuit een traditie uitgaande van het schema van zonde en genade (en de noodzaak van verzoening) eindigend bij de hoop dat God het wint van kwaad. De titel van Bert’s afscheidsrede gaf die ontwikkeling goed weer: Tussen fides quae en spes qua. Daarbij werd nog eens duidelijk hoe hij van de propositionele theologie die centraal stond in zijn proefschrift was gegaan naar een eigen positiekeuze van spreken over God in de hedendaagse samenleving vanuit de hoop.