Het team presenteert zijn bevindingen deze week in het wetenschappelijke tijdschrift Nature. Op de unieke vindplaats Tanis in North Dakota (Verenigde Staten) is een gefossiliseerd ecosysteem met daarin steuren bewaard gebleven. “De inslag veroorzaakte snel bewegende oppervlaktegolven in de aardkorst, die leidden tot enorme staande golven in watermassa’s. Daardoor kwamen enorme hoeveelheden sediment los, die vissen overspoelden en levend begroeven terwijl de tektieten (glasbolletjes) van de inslag neerregenden uit de hemel, minder dan een uur na de inslag”, zegt Jan Smit, emeritus hoogleraar van de VU. Jan Smit maakte ook deel uit van het door Robert DePalma van het Palm Beach Museum of Natural History geleide team dat de vindplaats Tanis in 2019 presenteerde.
Perfect bewaard gebleven botten
De fossiele vissen op de vindplaats Tanis zijn perfect geconserveerd en hun botten vertonen nauwelijks tekenen van geochemische veranderingen. Zelfs de omtrekken van zachte weefsels zijn bewaard gebleven. Vissenbotten zijn bestudeerd en aan de hand hiervan is een reconstructie van de seizoenen in het late Krijt gemaakt. In deze botten was de groei per seizoen af te leiden, vergelijkbaar met jaarringen in bomen. Zulke groeipatronen waren vooral goed zichtbaar in de scangegevens.
“De gevonden groeiringen hebben niet alleen de levensgeschiedenis van de vissen vastgelegd, maar ook de seizoenen van het late Krijt en dus het seizoen waarin de catastrofale uitsterving heeft plaatsgevonden”, vertelt senior auteur Jeroen van der Lubbe van de VU. Extra bewijs werd gevormd door de verdeling, vorm en grootte van de botcellen, waarvan bekend is dat ze ook fluctueren met de seizoenen.
Lepelsteuren
Bij een van de bestudeerde lepelsteuren werd een analyse van de stabiele koolstofisotopen uitgevoerd om meer te weten te komen over zijn voedingspatroon in zijn laatste jaren. De beschikbaarheid van zoöplankton, waarmee hij zich voedde, varieerde met de seizoenen en was het grootste tussen de lente en de zomer. Door deze tijdelijk verhoogde consumptie van zoöplankton nam het gehalte van de zwaardere koolstofisotoop 13C toe ten opzichte van de lichtere koolstofisotoop 12C in het skelet van de vis. “De koolstofisotopen in het groeipatroon van deze onfortuinlijke lepelsteur bevestigen dat het voedingsseizoen nog niet op zijn hoogtepunt was. Het dier is dus gestorven in de lente”, concludeert Melanie During van de VU en Universiteit van Uppsala, hoofdauteur van de publicatie.
De massaextinctie aan het eind van het Krijt is een van de meest selectieve extincties in de geschiedenis van het leven op aarde, waarbij alle niet-vliegende dinosauriërs, pterosauriërs en ammonieten en de meeste zeereptielen uitstierven, terwijl de zoogdieren, vogels, krokodillen en schildpadden overleefden. Nu we weten dat de extinctie abrupt begonnen moet zijn tijdens de lente op het noordelijk halfrond, die samenvalt met de herfst op het zuidelijk halfrond, beginnen we te begrijpen dat deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden tijdens bijzonder gevoelige levensfasen van organismen aan het eind van het Krijt, waaronder het begin van de voortplantingscycli op het noordelijk halfrond en de winterslaap op het zuidelijk halfrond. “Deze cruciale bevinding zal ons helpen ontdekken waarom de meeste dinosaurussen zijn uitgestorven, terwijl dit lot de vogels en vroege zoogdieren bespaard is gebleven”, concludeert Melanie During.
Masterscriptie
Deze publicatie is grotendeels gebaseerd op de masterscriptie van Melanie During, die in 2018 de Escherprijs won voor beste Aardwetenschappelijke scriptie van Nederland (Escherprijs - KNGMG). De scriptie werd begeleid door Jeroen van der Lubbe en Jan Smit.
De afbeelding bij dit artikel is gemaakt door Joschua Knüppe.