Joden gaan naar de koloniën om een huis te stichten en vrij te leven. In de Nederlandse Caraïben worden ze medeplichtig aan de koloniale onderneming, inclusief de slavernij van Afrikanen. Dit is niet verwonderlijk, aangezien Joden in de 18e eeuw tot de helft van de blanke bevolking uitmaakten. Deze aanwezigheid heeft geleid tot de leugen dat Joden onevenredig betrokken waren bij de slavenhandel, een antisemitische trope die de betrekkingen tussen zwarten en Joden heeft geschaad.
Hoewel Joden deel uitmaakten van de koloniserende elite, werden zij ook gekoloniseerd. Ze waren altijd 'de Anderen', hoezeer ze ook probeerden erbij te horen. Dit illustreert de contradictie van het kolonialisme en het kruispunt van racisme en antisemitisme.
Racisme en antisemitisme zijn gebaseerd op de overtuiging dat sommige mensen er niet bij horen en nooit thuis zullen zijn in een samenleving. De wrede ironie van de Joodse geschiedenis is echter dat wat Joden ook doen om erbij te horen, inclusief medeplichtigheid aan de onderwerping van anderen, en om te beweren dat een plaats ook hun thuis is, het niet lukt.